Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Rechtbank Overijssel (Locatie Almelo), 31 mei 2022
ECLI:NL:RBOVE:2022:1723
Werkgeefster heeft geen gehoor gegeven aan in vaststellingsovereenkomst gemaakte afspraken met werknemer en is bovendien niet in het geding verschenen. Vorderingen gerelateerd aan die afspraken worden toegewezen.

Feiten 

Werknemer is op 1 oktober 2021 in dienst getreden bij werkgeefster op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van twaalf maanden als schade-expert. De arbeidsovereenkomst is op initiatief van werkgeefster met wederzijds goedvinden beëindigd per 31 januari 2022. Daarbij zijn afspraken gemaakt die zijn opgenomen in een vaststellingsovereenkomst die door beide partijen ondertekend is. In artikel 2 van die overeenkomst is onder meer opgenomen dat werkgeefster binnen een maand na de einddatum een definitieve eindafrekening aan werknemer doet toekomen en tot financiële afwikkeling overgaat. Bovendien staat daarin dat werkgeefster voor 1 maart het openstaande salaris aan werknemer voldoet. Werknemer vordert onder meer de uitbetaling van dat openstaande salaris, de ten onrechte ingehouden pensioenpremie, de opgebouwde vakantietoeslag en de niet-opgenomen vakantiedagen. Werkgeefster is niet in het geding verschenen. 

Oordeel 

De kantonrechter oordeelt als volgt. Werknemer heeft, onder verwijzing naar het gevreesde liquiditeitsrisico bij werkgeefster, het spoedeisend belang voldoende onderbouwd. Gegeven dat werkgeefster niet in het geding is verschenen, zal tegen haar verstek worden verleend. De vorderingen met betrekking tot de uitbetaling van het openstaande salaris, de ten onrechte ingehouden pensioenpremie, de opgebouwde vakantietoeslag en de niet-opgenomen vakantiedagen komen de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en behoren daarom te worden toegewezen.