Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 18 mei 2022
ECLI:NL:RBNHO:2022:5114
Feiten
Werknemer is op 1 juli 2020 op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd bij EID Rijnmond B.V. (hierna: EID) in dienst getreden in de functie van machinist met een salaris van € 18,25 bruto per uur voor 40 uur per week, verdeeld over vijf dagen. EID is een onderneming die actief is op het gebied van industriële reinigingen en technische werkzaamheden van bouwkundige en mechanische aard voor de industrie. In de arbeidsovereenkomst zijn twee artikelen opgenomen met betrekking tot de standplaats (Tata Steel in Velsen-Noord) en het eventueel verrichten van werkzaamheden buiten de standplaats. De standplaats Tata Steel Velsen-Noord was voor werknemer vanwege privéomstandigheden (opvang dochter) de reden om bij EID te gaan werken. Dit was EID bekend. De opdracht van EID bij Tata Steel is ongeveer een maand na zijn indiensttreding geëindigd, waarna hij door EID op stand-by is gezet. Vervolgens komt via Whatsapp-berichten vast te staan dat werknemer in de periode van september 2021 tot 20 januari 2022 diverse malen geen gehoor heeft gegeven aan oproepen van EID om in (de omgeving van) Rotterdam te komen werken, omdat hij dan in de problemen kwam met de opvang voor zijn dochter. Partijen sluiten eind januari 2021 een vaststellingsovereenkomst, waarbij de arbeidsovereenkomst op 28 februari 2021 eindigt. In de overeenkomst is bepaald dat EID bij eindafrekening een negatief vakantiesaldo mag verrekenen. Bij eindafrekening verrekent EID een bedrag van € 4.651,38 wegens een negatief verlofsaldo van 255 uur. Werknemer verzoekt EID dit bedrag alsnog aan hem terug te betalen, omdat er volgens hem geen sprake is van een negatief verlofsaldo. EID wijst dit verzoek af: hoewel werknemer stand-by stond heeft hij diverse malen aangegeven dat hij door privéomstandigheden niet kon werken. Werknemer wendt zich tot de kantonrechter waarbij hij aan zijn vordering tot terugbetaling ten grondslag legt dat hij de ingehouden verlofuren nooit heeft opgenomen en dat deze op grond van artikel 7:641 BW hadden moeten worden uitbetaald bij einde dienstverband. EID vordert voorwaardelijk bij wijze van tegenvordering dat over de uren dat werknemer waarvoor hij was opgeroepen maar niet heeft gewerkt loon heeft ontvangen dat door EID onverschuldigd is betaald.
Oordeel
De kantonrechter wijst de vordering van werknemer tot uitbetaling van de ingehouden verlofuren toe. Het staat namelijk vast dat werknemer over deze uren geen verlof heeft aangevraagd of opgenomen en dat werknemer er ook niet mee akkoord is gegaan dat deze dagen als verlof zijn aangemerkt. Daarbij verwijst de kantonrechter naar artikel 7:638 BW. Het is niet aan een werkgever om te bepalen wanneer vakantiedagen worden opgenomen en het is een werkgever dus ook niet toegestaan de dagen (eenzijdig) zonder instemming van werknemer als vakantiedagen aan te merken. EID heeft een voorwaardelijke tegenvordering ingesteld voor het geval de vordering van werknemer tot uitbetaling van het negatieve verlofsaldo wordt toegewezen, namelijk om werknemer te veroordelen dit toegewezen bedrag als onverschuldigd betaald loon aan werkgever terug te betalen. Deze tegenvordering wordt afgewezen. Naar het oordeel van de kantonrechter ligt de oorzaak dat werknemer over deze uren niet heeft gewerkt, primair in omstandigheden die voor rekening en risico van werkgever komen, namelijk het feit dat EID haar opdracht bij Tata Steel is kwijtgeraakt. Het had naar het oordeel van de kantonrechter op de weg van EID gelegen om met werknemer in overleg te treden en hem een redelijk voorstel tot standplaatswijziging te doen.