Naar boven ↑

Rechtspraak

bestuurder/X BV
Hoge Raad, 15 juli 2022
ECLI:NL:HR:2022:1107
Artikel 7:619 BW leidt niet tot omkering van bewijslast.

Feiten

Werknemer is per 1 februari 2001 als statutair directeur bij verweerster in dienst getreden. Werknemer heeft de arbeidsovereenkomst met verweerster per 1 april 2004 opgezegd. In 2004 heeft de Belastingdienst een boekenonderzoek uitgevoerd bij onder meer verweerster en A B.V. Daaruit is naar voren gekomen dat aan werknemer ten onrechte onbelaste uitkeringen en vergoedingen zijn verstrekt. In verband hiermee heeft de Belastingdienst boetes opgelegd. Verweerders hebben daarnaast ook intern een financieel onderzoek doen uitvoeren. Bij brief van 11 april 2005 aan werknemer hebben verweerders laten weten dat aan de Belastingdienst in verband met betalingen aan werknemer in totaal een bedrag van € 156.259,62 aan naheffingen en boete dient te worden nabetaald, en dat daarnaast ten onrechte betalingen ten bedrage van in totaal € 137.835 aan hem zijn gedaan. Werknemer is verzocht beide bedragen, samen € 294.094,62 binnen veertien dagen te voldoen. Werknemer heeft dit niet gedaan.

Conclusie (A-G Wesseling-van Gent)

Artikel 7:619 BW lid 1 bepaalt dat indien het loon voor het geheel of voor een gedeelte bestaat uit een bedrag dat afhankelijk is gesteld van enig gegeven dat uit de boeken, bescheiden of andere gegevensdragers van de werkgever moet kunnen blijken, de werknemer het recht heeft van de werkgever overlegging te verlangen van zodanige bewijsstukken, als hij nodig heeft om dat gegeven vast te kunnen stellen. De vraag hoe ver deze verplichting gaat, is afhankelijk van de omstandigheden van het concrete geval en de daarbij in redelijkheid in aanmerking te nemen belangen van partijen, met inbegrip van aard en inhoud van de gemaakte afspraken. Uitgangspunt bij de verplichting van de werkgever tot overlegging van bewijsstukken zal moeten zijn dat de werkgever in beginsel gehouden is inzage te geven van zodanige stukken als nodig is om de werknemer in kennis te stellen van de hem niet bekende en bij de werkgever aanwezige gegevens waarvan de loonberekening afhankelijk is. De werknemer moet in staat worden gesteld de loonberekening van de werkgever te controleren. De verplichting tot overlegging van stukken betekent niet dat afschriften moeten worden verstrekt, al zal dat vaak wel de meest efficiënte aanpak opleveren. De centrale vraag is of artikel 7:619 BW leidt tot omkering van de bewijslast. Het hof heeft, evenals de rechtbank, geoordeeld dat de vraag op welke bedragen bestuurder concreet aanspraak kon maken, zou moeten worden beoordeeld aan de hand van een deskundigenbericht en heeft daarom in het tussenarrest van 7 mei 2019 een dergelijk deskundigenbericht in het vooruitzicht gesteld. Wat er verder zij van de klacht dat het hof ambtshalve had moeten constateren dat op verweerster in het licht van artikel 7:619 BW een verzwaarde betwistplicht ligt, het hof heeft met juistheid de gevraagde verklaring voor recht afgewezen op de grond dat op werknemer de bewijslast rust. Het bepaalde in artikel 7:619 BW noopt niet tot omkering van de bewijslast.

Belastingschade

De klachten tegen het verhalen van belastingschade (naheffingsaanslagen en boetes) wegens netto uitgekeerde loonaanspraken voor werknemer, falen. 

Oordeel

De Hoge Raad heeft de klachten over de arresten van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die arresten. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).