Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Rechtbank Overijssel (Locatie Almelo), 12 juli 2022
ECLI:NL:RBOVE:2022:2041
Tussenvonnis. Vordering voorschot van € 100.000 schadevergoeding wordt afgewezen, nadere bewijslevering voor omvang schade vereist.  

Feiten 

Bij tussenvonnis van 5 maart 2022 heeft de kantonrechter geoordeeld dat voldoende is onderbouwd en onvoldoende gemotiveerd is betwist dat werknemer in de periode sinds indiensttreding is onderbetaald in strijd met de cao en dat die onderbetaling in strijd is met artikel 7 Verordening (EU) 492/2011 en artikel 45 VwEU (zie ook AR 2022-0351). De omvang van de schade is door werkgeefster echter wel voldoende gemotiveerd betwist en de kantonrechter heeft werknemer in de gelegenheid gesteld de (omvang van de) schade te bewijzen. Het beroep van werkgeefster op verjaring heeft de kantonrechter gepasseerd. Werknemer vordert onder meer, bij wijze van voorlopige voorziening, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren provisioneel vonnis, werkgeefster te veroordelen tot betaling van een bedrag ter hoogte van € 100.000, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, als voorschot op hetgeen door werknemer in de hoofdzaak wordt gevorderd. 

Oordeel 

Naar het oordeel van de kantonrechter kan het gestelde restitutierisico aan de zijde van werkgeefster, zonder nadere onderbouwing die ontbreekt, niet leiden tot het oordeel dat sprake is van een spoedeisend belang. Werknemer heeft echter wel voldoende onderbouwd dat hij een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening, door te wijzen op de – zo begrijpt de kantonrechter zijn standpunt – moeilijke financiële situatie als gevolg van de kosten die de procedure met zich brengt. Aldus is werknemer ontvankelijk in zijn vordering. De kantonrechter is evenwel van oordeel dat de incidentele vordering op de inhoud dient te worden afgewezen en overweegt daartoe als volgt. De kantonrechter is van oordeel dat in dit stadium van de procedure geen sprake is van een situatie waarin te verwachten is dat de vordering – zonder nadere bewijslevering – met een grote mate van waarschijnlijkheid in de hoofdzaak zal worden toegewezen. De kantonrechter heeft in het tussenvonnis van 15 maart 2022 immers geoordeeld dat de omvang van de schade voldoende gemotiveerd is betwist en dat de kantonrechter over onvoldoende gegevens beschikt om de omvang van de schade te kunnen schatten. In dit stadium van het geding wordt daarom juist nog tot bewijslevering overgegaan (waaronder het horen van getuigen aan de zijde van werknemer), waarna werkgeefster nog de gelegenheid krijgt om tegenbewijs te leveren. Hoewel, gelet op het tussenvonnis van 15 maart 2022, aannemelijk is dat enige schade is geleden, heeft werknemer mede bezien tegen de achtergrond van het vonnis van 15 maart 2022 in het incident in het geheel niet onderbouwd waarom volgens hem aannemelijk is dat het incidenteel gevorderde bedrag van € 100.000 in ieder geval zal worden toegewezen. Evenmin is onderbouwd van welk ander bedrag aannemelijk zou zijn dat dit bij eindvonnis zal worden toegewezen. Het had wel op zijn weg gelegen om die onderbouwing te geven. Om die reden dient de vordering in het incident te worden afgewezen.