Rechtspraak
Feiten
Werknemer is op 21 mei 2019 in dienst getreden bij JYSK B.V. Tijdens een interne audit op 22 december 2021 is geconstateerd dat zeventien sealbags ter waarde van in totaal € 74.130, die op basis van het registratiesysteem reeds door Brinks Geldtransport (hierna: Brinks) opgehaald hadden moeten zijn, niet zijn opgehaald. Op 30 december 2021 vond er weer een geldtransport plaats en heeft Brinks twee sealbags meegenomen. Vervolgens is op 30 december 2021 de binnenkluis met de op het hoofdkantoor van JYSK aanwezige reservesleutel geopend en is geconstateerd dat de binnenkluis leeg was. JYSK heeft werknemer op 28 januari 2022 na een schorsing op staande voet ontslagen vanwege het niet juist opvolgen van de geldende protocollen met betrekking tot de geldhandelingen. JYSK heeft op 11 februari 2022 naar aanleiding van verder onderzoek waarin onregelmatigheden zijn geconstateerd bij annuleringen van klantenbestellingen werknemer voorwaardelijk op staande voet ontslagen. JYSK verzoekt werknemer te veroordelen aan haar een gefixeerde schadevergoeding en € 83.002,63 aan vergoeding van schade te betalen.
Oordeel
Tussen partijen is niet in geschil dat er zeventien sealbags met een waarde van € 74.130 wel als afgestort in de binnenkluis in het systeem van JYSK geregistreerd staan, maar dat de bedragen van deze sealbags niet op de bankrekening van JYSK zijn gestort. In dat kader is van belang dat beide partijen niet aan de integriteit van Brinks twijfelen en de kantonrechter dit aldus begrijpt dat Brinks in dit kader niks verweten kan worden. Tevens staat vast dat werknemer verantwoordelijk was voor en betrokken is geweest bij het afstorten van de missende sealbags in de binnenkluis in de periode van 21 oktober 2021 tot en met 18 december 2021. Ook moet er in deze procedures van worden uitgegaan dat toen op 30 december 2021 de kluis werd geopend er geen sealbags in de binnenkluis lagen. Nu aan de integriteit van Brinks door partijen niet wordt getwijfeld en voor enige betrokkenheid van (medewerkers van) het hoofdkantoor van JYSK geen enkele concrete aanwijzing bestaat, bestaat er thans geen aanleiding te veronderstellen dat Brinks en/of medewerkers van het hoofdkantoor van JYSK bij de vermissing van de ontbrekende sealbags betrokken zijn. Gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden is de enige mogelijke verklaring voor het feit dat de zeventien sealbags niet in de binnenkluis zijn aangetroffen, dat de sealbags niet in de binnenkluis zijn afgestort. Nu er ook van moet worden uitgegaan dat werknemer bij iedere afstorting betrokken is geweest, lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat werknemer hiervoor verantwoordelijk is. Hier komt nog bij dat werknemer ten aanzien van de omstandigheden rondom de sealbags, de afstortingen en de geldtransporten door Brinks wisselend en op sommige punten weinig aannemelijk heeft verklaard. Hieruit volgt dat de kantonrechter van oordeel is dat voorshands voldoende bewezen is dat werknemer de zeventien ontbrekende sealbags niet in de binnenkluis heeft afgestort en het geld heeft verduisterd. Nu werknemer zowel in zijn verweerschrift als ter mondelinge behandeling zijn stelling dat hij de sealbags - waaronder begrepen de eventuele niet-plakkende sealbags - in de binnenkluis heeft afgestort maar dat deze door Brinks zijn geweigerd, uitdrukkelijk heeft gehandhaafd, zal hij in de gelegenheid worden gesteld tegenbewijs te leveren. Vervolgens heeft JYSK ook een bedrag van € 3.525 gevorderd in verband met frauduleuze handelingen die zouden zijn verricht door werknemer met betrekking tot het annuleren van een drietal klantorders. JYSK heeft met diverse schermprints voldoende duidelijk gemaakt dat er een drietal klantenorders zijn geannuleerd en het met de orders corresponderende bedrag contant is uitbetaald. Tevens heeft JYSK met e-mails van de betreffende klanten onderbouwd dat zij de orders niet zelf hebben geannuleerd. Nu ook is gebleken dat dit op het account van werknemer is gebeurd en steeds opnieuw door dit account is ingelogd, staat voldoende vast dat werknemer deze frauduleuze handeling heeft begaan. De gefixeerde schadevergoeding wordt nog niet toegewezen, in afwachting van het leveren van het tegenbewijs. Werknemer heeft gesteld recht te hebben op uitbetaling van achterstallig loon over januari 2022. Vast staat dat JYSK werknemer per 31 december 2021 heeft geschorst. Indien een werkgever de werknemer niet toelaat tot het verrichten van de bedongen arbeid, hem schorst of op non-actief stelt, staat dit aan de loonbetalingsplicht niet in de weg, óók niet als de werknemer aanleiding zou gegeven hebben tot die maatregel. Een en ander leidt ertoe dat de loonvordering ter zake van het loon over januari 2022 tot een bedrag van € 2.312,31 toewijsbaar is. Gelet op het beroep van JYSK op verrekening, zal de beslissing worden aangehouden totdat ook op het verzoek van JYSK is beslist.