Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 5 augustus 2022
ECLI:NL:RBMNE:2022:3130
Feiten
Werknemer is sinds 27 december 2021 in dienst van werkgeefster als totaal installateur en junior elektricien. De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor een bepaalde tijd van zeven maanden. In april 2021 heeft werkgeefster bij werknemer te kennen gegeven de arbeidsovereenkomst niet te zullen verlengen. Op 4 april 2022 heeft werknemer zich ziek gemeld. Werknemer vordert in kort geding onder meer de betaling van het loon over mei, juni en over de periode 1-28 juli 2022 en de tussen 27 december 2021 en 28 juli 2022 opgebouwde vakantiebijslag.
Oordeel
De kantonrechter stelt vast dat werkgeefster niet is verschenen. Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat aan werkgeefster verstek wordt verleend. De spoedeisendheid van de zaak is gegeven met de aard van de vordering. Op basis van de door werknemer overgelegde stukken en omdat er geen verweer is gevoerd, wordt in rechte uitgegaan van de juistheid van de stellingen van werknemer. Dit betekent dat de kantonrechter ervan uitgaat dat werknemer zijn loon en vakantiebijslag niet uitbetaald heeft gekregen, terwijl hij daar wel recht op had. Nu werkgeefster niet tijdig aan haar loonbetalingsverplichtingen heeft voldaan, is zij bovendien de wettelijke verhoging verschuldigd. Ook gaat de kantonrechter ervan uit dat werkgeefster de salarisspecificaties van de maand juli 2022 niet aan werkneer heeft verstrekt. Dit is in strijd met artikel 7:626 BW. Gelet op het voorgaande komen de vorderingen de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor. De vorderingen worden daarom toegewezen.