Rechtspraak
Rechtbank Overijssel (Locatie Zwolle), 12 juli 2022
ECLI:NL:RBOVE:2022:2012
Feiten
EWC is een groothandel in laboratoriumbenodigdheden. Haar middellijke bestuurders zijn mevrouw A en de heer B. Voor de oprichting van EWC hebben A, B en werknemer onderzocht of zij samen EWC zouden oprichten. Werknemer heeft er toen voor gekozen bij een ander bedrijf in dienst te treden. In 2018 zijn er gesprekken gevoerd over de toetreding van werknemer als aandeelhouder. Om eenvoudiger een (hypothecaire) lening te kunnen afsluiten voor de aankoop van een stuk grond, heeft werknemer vervolgens echter besloten dat hij in eerste instantie als werknemer bij EWC in dienst zou treden. Werknemer is op 1 april 2019 in dienst getreden bij EWC. Op 21 januari 2020 is wederom een gesprek gevoerd over de toetreding van werknemer als aandeelhouder van EWC en op 23 april 2020 hebben zij gesproken over de oprichting van een nieuwe productie-bv. Op 20 november 2020 heeft een gesprek plaatsgehad waarin duidelijk werd dat A en B inmiddels het plan hadden opgevat om twee nieuwe bv’s op te richten, waarvoor onder meer werknemer verantwoordelijk zou worden. Tijdens laatstgenoemd gesprek heeft werknemer zijn vader via WhatsApp een berichtje gestuurd waarin vermeld staat “bonus 1.000.000” en een berichtje met de tekst “Als lijkt mij geen goed idee”. Werknemer heeft verzocht om bevestiging van de bonus van € 1 miljoen. A en B hebben deze bevestiging niet gegeven. B heeft wel gesteld dat er een bonus was toegezegd, maar daar zouden voorwaarden aan zijn verbonden. Bovendien stelde B dat dit pas akkoord was als A ook zou reageren. Dat heeft A niet gedaan. Op 4 december 2020 heeft wederom een gesprek plaatsgevonden. Werknemer heeft een samenvatting gestuurd van het gesprek, waarin o.a. staat dat voor de vaste medewerkers een bonus wordt uitgekeerd van € 1 miljoen. B heeft hierop gereageerd dat de bonus niet akkoord is. Ook A heeft aangegegven dat dit geen juiste weergave is van het gesprek. Op 26 februari 2021 heeft werknemer zijn arbeidsovereenkomst opgezegd. EWC heeft een bonus betaald van € 10.000. Werknemer vordert betaling van € 990.000. Daarnaast vordert hij betaling van overwerk.
Oordeel
Tussen partijen is niet in geschil dat in het gesprek van 20 november 2020 over het toekennen van een bonus van € 1 miljoen aan werknemer is gesproken. De kantonrechter is echter van oordeel dat werknemer uit dat gesprek niet de conclusie mocht trekken dat aan hem ter zake van die bonus een concrete en rechtens afdwingbare toezegging is gedaan. In dit kader wordt vooropgesteld dat het van meet af aan de bedoeling van partijen was dat werknemer zou gaan participeren in EWC, maar dat hij om privéredenen ervoor heeft gekozen eerst tijdelijk bij EWC in dienst te treden. Partijen hebben vóór het gesprek van 20 november 2020 verschillende keren gesproken over de wijze waarop de participatie van werknemer in EWC vorm zou moeten krijgen. Zij konden hierover echter niet tot concrete afspraken komen. Werknemer mocht naar het oordeel van de kantonrechter niet één onderdeel van het gesprek van 20 november 2020, namelijk de kwestie over de bonus, loskoppelen van de rest van het gesprek en ervan uitgaan dat over dat onderdeel wel direct tussen partijen overeenstemming was bereikt. Aan de e-mail d.d. 30 november 2020 van B kan werknemer ook geen rechten verbinden, omdat daarin duidelijk vermeld staat dat werknemer zonder bevestiging van A geen akkoord heeft. Voor wat betreft de vordering tot betaling van overwerk oordeelt de kantonrechter dat partijen geen afspraken hebben gemaakt over de vergoeding van overuren. Op grond van vaste jurisprudentie is in een dergelijk geval slechts plaats voor een overwerkvergoeding, indien ten minste komt vast te staan dat de werkgever het overwerk aan de werknemer heeft opgedragen of dat uit de specifieke omstandigheden van het geval blijkt dat hij daarmee heeft ingestemd. Daar is in dit geval geen sprake van. De stelling van werknemer dat het vele werk niet gedaan had kunnen worden als hij niet veel had overgewerkt en dat EWC dit heel goed wist, is mede gelet op het door EWC gevoerde verweer echter onvoldoende.