Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 5 juli 2022
ECLI:NL:GHAMS:2022:1952
Feiten
Werknemer is op 4 juli 2009 in dienst getreden bij werkgeefster op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in de functie van allround installatiemonteur. Bij brief van 29 mei 2010 heeft werknemer werkgeefster aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden en nog te lijden schade als gevolg van een bedrijfsongeval op 18 maart 2010. Werkgeefster heeft bij brief van 9 juni 2010 betwist dat werknemer op 18 maart 2010 een bedrijfsongeval heeft gehad, dat sprake is van schade als gevolg van een ongeval en dat zij aansprakelijk is. Werknemer heeft in eerste aanleg gevorderd om voor recht te verklaren dat werkgeefster aansprakelijk is voor de schade die hij als gevolg van het bedrijfsongeval van 18 maart 2010 heeft geleden en nog zal lijden, werkgeefster te veroordelen tot vergoeding aan werknemer van alle door hem als gevolg van het ongeval nog te lijden schade en werkgeefster te veroordelen tot betaling van proces- en nakosten. Volgens de kantonrechter heeft werkgeefster aan haar zorgplicht voldaan omdat zij veel aandacht heeft voor veiligheid en instructies en waarschuwingen geeft. Werkgeefster is VCA-gecertificeerd en werkt nieuwe werknemers zorgvuldig in en licht deze voor. Daar komt bij dat werknemer niet onervaren was waardoor van hem de nodige oplettendheid en voorzichtigheid mocht worden verwacht. Het beroep op artikel 7:658 BW is door de kantonrechter verworpen. In hoger beroep voert werknemer aan dat hij wel op 18 maart 2010 schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden omdat hij in opdracht van werkgeefster vanuit een patchkast achterover is gevallen en in een gat van ongeveer één meter diep is terechtgekomen en als gevolg hiervan schade heeft geleden.
Oordeel
Volgens het hof is het op grond van artikel 7:658 BW aan werknemer om te stellen en zo nodig te bewijzen dat hij schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Volgens het hof heeft werknemer onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij achterover uit een patchkast is gevallen in een gat van ongeveer één meter diep. Werknemer heeft op of na 18 maart 2010 geen melding gemaakt van zijn val bij collega’s en/of leidinggevenden. Gezien de gestelde ernst van de klachten als gevolg van de val ligt het niet voor de hand dat werknemer gedurende zes weken na 18 maart 2010 helemaal geen melding maakt van de val. Niet kan worden gezegd dat (voldoende) is komen vast te staan dat werknemer op 18 maart 2010 uit de patchkast is gevallen. Dit geldt temeer nu werknemer de val pas ter sprake heeft gebracht tijdens de gesprekken over zijn functioneren. Werknemer heeft niet toegelicht waarom hij de beweerde val niet eerder bij werkgeefster heeft gemeld dan nadat werkgeefster hem had laten weten de aflopende arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet te zullen verlengen. Appellant heeft niet aan zijn stelplicht voldaan ten aanzien van het door hem gestelde oorzakelijk verband tussen enerzijds de gestelde val op 18 maart 2010 en anderzijds zijn rugklachten. De conclusie kan niet worden getrokken dat de pijnklachten van werknemer in zijn rug door de val op 18 maart 2010 zijn veroorzaakt. Er zijn geen voldoende concrete feiten gesteld waarmee kan komen vast te staan dat werknemer als gevolg van een val op 18 maart 2010 tijdens zijn werkzaamheden voor werkgeefster rugklachten heeft gekregen. Werknemer heeft volgens het hof onvoldoende voldaan aan zijn stelplicht, zodat het hof niet toekomt aan nadere bewijslevering en dus niet is komen vast te staan dat werknemer schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Op grond van artikel 7:658 lid 2 BW is het aan werkgeefster om te stellen en bij betwisting te bewijzen dat zij heeft voldaan aan de zorgplicht. Het hof is van oordeel dat werkgeefster haar stelling dat zij heeft voldaan aan haar zorgplicht voldoende heeft onderbouwd. Aan werknemer zijn VGM-voorschriften overgelegd en nieuwe medewerkers worden zorgvuldig ingewerkt. Werknemer heeft zelf verklaard dat een leidinggevende op 18 maart 2010 instructies heeft gegeven over de werkzaamheden die op die dag moesten worden verricht. Bovendien ontvangen medewerkers bij aankomst in het datacenter huisregels, mogen er niet meer dan drie vloertegels achter elkaar worden geopend en moeten de geopende vloertegels worden afgezet met oranje pionnen, werken monteurs altijd in koppels en er is controle door alle aanwezige medewerkers. Hieruit blijkt genoegzaam dat werkgeefster haar werknemers van tevoren goed heeft geïnstrueerd en gewaarschuwd en dat werkgeefster voldoende toezicht heeft gehouden. Bovendien was werknemer bekend met het werken met geopende vloertegels. Gelet op het voorgaande wordt geconcludeerd dat voldoende is komen vast te staan dat werkgeefster aan haar zorgplicht heeft voldaan.