Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 13 september 2022
ECLI:NL:RBROT:2022:7738
Feiten
Werknemer is op 1 september 2011 in dienst getreden bij RRF. Op 15 januari 2010 is hij benoemd tot managing director c.q. statutair directeur van RRF. Werknemer was eveneens statutair bestuurder van vier zustervennootschappen, waarvan GW UK enig aandeelhouder is. Samen met X vormde werknemer het management van RRF. Op 5 oktober 2020 heeft een voormalig contractor van RRF aan ProRail bericht dat hij in opdracht van RRF facturen aan RRF heeft verzonden met een valse omschrijving. ProRail heeft Hoffmann ingeschakeld om die beschuldiging nader te onderzoeken, die (tussentijds) concludeerde dat RRF, met het oog op het verkrijgen van een hogere compensatie in verband met de Waalhavenbeperking, facturen bij ProRail heeft ingediend waarop een onjuiste ritomschrijving was vermeld. In opdracht van GW Inc is er intern feitenonderzoek verricht. Op 6 maart 2022 heeft de ondernemingsraad een positief advies uitgebracht omtrent het voorgenomen besluit tot ontslag op staande voet. Op 11 maart 2022 is tijdens de aandeelhoudersvergaderingen het besluit genomen om ontslag op staande voet te verlenen aan werknemer als statutair bestuurder van RRF en de vier zustervennootschappen (en aan X als statutair bestuurder van de vier zustervennootschappen). Bij brief van 16 maart 2022 heeft RRF het ontslag op staande voet aan werknemer bevestigd. RRF verzoekt werknemer te veroordelen tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding.
Oordeel
Bij de beoordeling of werknemer aan RRF de gefixeerde schadevergoeding verschuldigd is, is van belang hetgeen in de verzoekschriftprocedure tussen werknemer en RRF is geoordeeld door de rechtbank aangaande de rechtsgeldigheid van het aan werknemer gegeven ontslag op staande voet. De rechtbank heeft in de beschikking kort gezegd geoordeeld dat het op 11 maart 2022 aan werknemer gegeven ontslag op staande voet geen stand houdt, omdat het ontslag niet onverwijld is. Dat brengt met zich dat juist RRF schadeplichtig is jegens werknemer, reden waarom RRF in de beschikking is veroordeeld tot betaling aan werknemer van de gefixeerde schadevergoeding ex artikel 7:672 lid 11 BW. Nu er geen sprake is van een onverwijlde opzegging, mist artikel 7:677 lid 2 BW toepassing en wordt het verzoek van RRF bij gebrek aan een deugdelijke grondslag afgewezen.