Naar boven ↑

Rechtspraak

Stichting X/werknemer
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Middelburg), 11 oktober 2022
ECLI:NL:RBZWB:2022:5743
Voetballer is gefixeerde schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging verschuldigd. De hoogte van het bedrag wordt door de kantonrechter gematigd. Het KNVB-arbitragebeding is niet van toepassing omdat het een geschil betreft voorafgaand aan het KNVB-lidmaatschap van de vereniging.

Feiten

Werknemer heeft in het seizoen 2021-2022 gespeeld bij voetbalvereniging E. Hij is begin 2022 benaderd door X met de vraag of hij in het seizoen 2022-2023 voor V.V. Z zou willen spelen. X en werknemer hebben op 8 februari 2022 een contract ondertekend. In deze overeenkomst is onder meer een boetebeding opgenomen. Op 30 maart 2022 heeft werknemer telefonisch contact opgenomen met de voorzitter van X en meegedeeld dat hij in het seizoen 2022-2023 niet voor V.V. Z zouden uitkomen, maar voor E zouden blijven spelen. Partijen hebben hierna gecorrespondeerd over de betaling van de boete. X heeft een verzoek gedaan om werknemer wegens de onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding dan wel boete. Werknemer beroept zich in deze procedure op de onbevoegdheid van de kantonrechter als burgerlijke rechter. Volgens werknemer moet niet de burgerlijke rechter, maar de Arbitragecommissie op dit geschil tussen partijen beslissen.

Oordeel

Bevoegdheid burgerlijke rechter

De kantonrechter stelt voorop dat partijen het erover eens zijn dat X vanaf het moment dat zij door de KNVB als gelieerde stichting is of wordt erkend, is gebonden aan de regelgeving van de KNVB en dus ook aan het daarin opgenomen arbitraal beding. Het moet er gezien onder meer de eigen stellingen en verklaringen van X voor worden gehouden dat X op 27 mei 2022 door de KNVB als een aan V.V. Z gelieerde stichting is erkend, hetgeen betekent dat X vanaf dat moment, gelijk werknemer als lid van de KNVB, gebonden is aan het arbitraal beding in het Arbitragereglement. Aldus zijn partijen vanaf 27 mei 2022 gebonden aan een overeenkomst tot arbitrage. Dat betekent evenwel nog niet dat die overeenkomst ook geldig is voor het aan de kantonrechter voorgelegde geschil. In artikel 1020 lid 2 Rv wordt namelijk onderscheid gemaakt tussen twee soorten overeenkomsten tot arbitrage, te weten: het compromis waarbij de partijen zich verbinden om een tussen hen bestaand geschil aan arbitrage te onderwerpen en het arbitraal beding waarbij de partijen zich verbinden om geschillen die tussen hen zouden kunnen ontstaan (oftewel toekomstige geschillen), aan arbitrage te onderwerpen. De kantonrechter is van oordeel dat, zoals bepleit door X, op 27 mei 2022 reeds sprake was van een bestaand geschil. Het onderhavige geschil vloeit namelijk rechtstreeks voort uit de opzegging door werknemer op 30 maart 2022. Partijen hebben bovendien in de periode tussen 30 maart 2022 en 27 mei 2022 daarover al uitvoerig gecorrespondeerd, zodat vaststaat dat het geschil op 27 mei 2022, het moment waarop de overeenkomst tot arbitrage tot stand kwam, al (geruime tijd) bestond. Het arbitraal beding strekt zich dus niet uit tot het onderhavige geschil. Dat partijen met betrekking tot dit geschil een compromis hebben gesloten, is gesteld noch gebleken.

Vergoeding wegens onregelmatige opzegging overeenkomst

Partijen zijn de overeenkomst op 8 februari 2022 aangegaan voor de duur van één seizoen, tot en met 30 juni 2023. In de overeenkomst is geen beding van tussentijdse opzegging opgenomen. Nu werknemer de overeenkomst op 30 maart 2022 zonder instemming van X en zonder dringende reden als bedoeld in artikel 7:677 lid 1 BW heeft opgezegd, is hij ingevolge artikel 7:677 lid 4 BW aan X een vergoeding verschuldigd gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst zou hebben geduurd indien deze van rechtswege zou zijn geëindigd. X heeft deze gefixeerde schadevergoeding berekend op € 10.000, zijnde een bedrag gelijk aan tienmaal € 800 netto en € 2.000 bruto, waarbij de nettobedragen niet zijn gebruteerd. De kantonrechter ziet in dit geval aanleiding om de gefixeerde schadevergoeding te matigen. Niet omdat X van de ontstane situatie een verwijt treft, zoals werknemer stelt, maar omdat X voor deze situatie, naar zij ter zitting nog nader heeft toegelicht, in al haar spelersovereenkomsten een ‘gefixeerde’ boete van € 5.000 bedingt, zoals zij ook in de overeenkomst met werknemer heeft gedaan. In het licht van dit boetebeding komt het bedrag van € 10.000 de kantonrechter bovenmatig voor. De vergoeding zal worden gematigd tot € 5.000, zijnde het bedrag waartoe X haar vordering aanvankelijk ook had beperkt. Omstandigheden die in dit geval naar het oordeel van de kantonrechter een hogere vergoeding rechtvaardigen, zijn gesteld noch gebleken.