Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 5 oktober 2022
ECLI:NL:GHARL:2022:8537
Feiten
Werkneemster was in dienst bij Talent&Pro Nederland B.V. (hierna: Talent&Pro). Werkneemster heeft zich op de eerste dag na haar verlof ziek gemeld. Werkneemster heeft daarbij laten weten haar zieke oma te hebben bezocht en wegens corona niet terug te kunnen vliegen. Ook heeft zij laten weten dat zij niet optimaal tot af en toe slecht bereikbaar is. Sindsdien heeft Talent&Pro ondanks vele pogingen daartoe via WhatsApp(-bellen), e-mailberichten, brieven en een huisbezoek op het bij haar bekende adres van werkneemster, geen contact meer kunnen krijgen met werkneemster. Zij is tweemaal uitgenodigd voor het (digitale en vervolgens fysieke) spreekuur van de bedrijfsarts, maar is daar niet verschenen. Na een loonopschorting is de arbeidsovereenkomst in eerste aanleg ontbonden op grond van (ernstige) verwijtbaarheid van werkneemster. Werkneemster komt hiertegen in beroep en stelt dat het opzegverbod bij ziekte in de weg staat aan die ontbinding.
Oordeel
Het hof oordeelt dat het hoger beroep niet slaagt. Talent&Pro heeft zich op het standpunt gesteld dat werkneemster zich na haar ziekmelding niet bereikbaar heeft gehouden voor Talent&Pro. Dat is in strijd met de voorschriften uit het personeelshandboek dat op de arbeidsovereenkomst van toepassing is. Volgens Talent&Pro kon daardoor niet worden vastgesteld door een bedrijfsarts of sprake is van arbeidsongeschiktheid en is het vertrouwen van Talent&Pro geschaad. Het hof stelt vast dat Talent&Pro na de ziekmelding op verscheidene momenten contact heeft gezocht met werkneemster. Het hof oordeelt dat in ieder geval een deel van de verzoeken en mededelingen werkneemster moet hebben bereikt. Het zich voor de werkgever onbereikbaar houden is voor Talent&Pro de reden geweest om ontbinding van de arbeidsovereenkomst te verzoeken. Dit heeft dus niets te maken met omstandigheden die betrekking hebben op het opzegverbod bij ziekte. Net als de kantonrechter oordeelt het hof dan ook dat het verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst geen verband houdt met omstandigheden die betrekking hebben op het opzegverbod. Door niet in te gaan op de verzoeken om contact, terwijl die verzoeken haar wel moeten hebben bereikt, heeft werkneemster het voor Talent&Pro onmogelijk gemaakt om (met behulp van een bedrijfsarts) te controleren of en in welke mate werkneemster arbeidsongeschikt is. Dat werkneemster door haar fysieke en geestelijke toestand in een tijdsbestek van 2,5 maanden helemaal niet in de gelegenheid is geweest om contact op te nemen met Talent&Pro of de bedrijfsarts, neemt het hof niet aan. De conclusie is dat werkneemster zich niet beschikbaar heeft gehouden voor contact met haar werkgever en voor contact met een bedrijfsarts om vast te stellen of zij ziek en daardoor (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt was. Werkneemster schendt daarmee een wettelijk voorschrift (art. 7:660a BW) en de voorschriften uit het personeelshandboek dat van toepassing is op de arbeidsovereenkomst. Op zitting bij het hof heeft werkneemster aangegeven helemaal niet bezig te zijn geweest met deze verplichtingen. Nu niet gebleken is van een fysieke en/of mentale belemmering waardoor werkneemster deze verplichting helemaal niet kon nakomen, en daarnaast aangenomen moet worden dat zij op de hoogte was van de contactverzoeken van Talent&Pro en zij haar adreswijziging niet heeft doorgegeven, is naar het oordeel van het hof sprake van verwijtbaar handelen van werkneemster, zodat er een redelijke grond was voor ontbinding. Ook als rekening wordt gehouden met de daarvoor geldende hoge drempel, is dat verwijtbaar handelen zodanig ernstig, dat haar de transitievergoeding moet worden geweigerd. Het hof komt daarom niet tot een ander oordeel dan de kantonrechter.