Rechtspraak
Rechtbank Limburg (Locatie Roermond), 10 oktober 2022
ECLI:NL:RBLIM:2022:7762
Feiten
Werknemer is op 1 juli 1977 bij (de rechtsvoorganger van) MHK Notarissen B.V. (hierna: MHK) in dienst getreden. Werknemer heeft zich op 4 oktober 2019 ziek gemeld in verband met visuele klachten en heeft vanaf die tijd niet meer gewerkt noch gere-integreerd. Op 12 oktober 2021 heeft het UWV een ontslagvergunning afgegeven. MHK heeft het dienstverband met werknemer opgezegd tegen 1 mei 2022. Werknemer vordert onder meer de betaling van de transitievergoeding ter hoogte van € 1.037,18 en de betaling van de opgebouwde maar niet genoten verlofuren ad € 13.836,92.
Oordeel
Partijen blijven verdeeld over een tweetal punten, te weten de berekening van de transitievergoeding en de verlofuren. Ten aanzien van de hoogte van de transitievergoeding overweegt de kantonrechter het volgende. Tussen partijen is niet in debat dat werkemer over de jaren 2019 en 2020 een bonus heeft ontvangen van in totaal € 2.500. Werknemer stelt zich op het standpunt dat het een variabele looncomponent betreft die op grond van het bepaalde in artikel 3 lid 1 sub c van het Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding bij de berekening van de hoogte van de transitievergoeding moet worden meegenomen. De kantonrechter gaat ervan uit dat het toekennen van een bonus aan de werknemers als een discretionaire bevoegdheid van de werkgever moet worden gekwalificeerd. Uit het feit dat werknemer over het jaar 2021 geen bonus heeft ontvangen, leidt de kantonrechter af dat MHK aan het uitkeren van een bonus kennelijk de enkele voorwaarde verbindt dat er ook daadwerkelijk werkzaamheden zijn verricht. Dat maakt de bonus in die zin inderdaad voorwaardelijk. Indien werknemer in 2021 wel gewerkt zou hebben dan zou hij ook over dat jaar voor een bonus in aanmerking zijn gekomen. De kantonrechter is van oordeel dat werknemer op goede gronden de variabele bonussen over de jaren 2019 en 2020 bij het vaststellen van het rekenloon heeft meegenomen. Werknemer maakt terecht aanspraak op aanvulling van de transitievergoeding met een bedrag van € 1.037,81. De kantonrechter wijst het bedrag dus toe. Vervolgens is aan de orde of MHK bij het uitkeren van de resterende verlofdagen is uitgegaan van een juist saldo. Vast staat dat MHK bij de opbouw van vakantiedagen telkens is uitgegaan van 1 juli tot en met 30 juni van elk jaar. MHK stelt zich daarbij op het standpunt dat die periode als een kalenderjaar te gelden heeft. De kantonrechter is van oordeel dat dit een onjuist uitgangspunt is. Onder kalenderjaar kan niets anders worden verstaan dan een periode van precies één jaar, beginnende op 1 januari en eindigend op 31 december. Bij betwisting van het door de werknemer gestelde resterende verlofsaldo door de werkgever geldt bovendien dat de werkgever die betwisting moet motiveren aan de hand van uit zijn administratie blijkende gegevens. Nu MHK geen verlofadministratie heeft bijgehouden, althans niet in het geding heeft gebracht, kan zij zich daarop dan ook niet (met succes) beroepen. MHK heeft op het verlofsaldo van werknemer 300 uren in mindering gebracht, ervan uitgaande dat werknemer gedurende zijn ziekteperiode in staat is geweest vier weken vakantie op te nemen. De kantonrechter is van oordeel dat MHK werknemer passende informatie had moeten verstrekken en had moeten wijzen op het risico dat tijdens ziekteverlof opgebouwde vakantiedagen bij het niet opnemen mogelijk zouden vervallen. Ook nu is MHK ten aanzien van deze verplichting tekortgeschoten. Vast staat immers dat MHK dit nooit aan de orde heeft gesteld (zie in dit verband ook Hof van Justitie EU 6 november 2018, ECLI:EU:C:2018:874, Max-Planck/Shimizu). Het gaat dan ook niet aan om deze uren achteraf op het verlofsaldo van werknemer in mindering te brengen. De kantonrechter gaat daarmee voorbij aan de discussie tussen partijen of werknemer gedurende zijn arbeidsongeschiktheid in staat is geweest om vakantiedagen op te nemen. Zodoende wijst de kantonrechter ook de vordering van werknemer ten aanzien van de opgebouwde maar niet-genoten vakantie-uren toe, nu de berekening die MHK daartegenover stelt en de daaraan verbonden motivering mank gaat.