Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Dordrecht), 24 oktober 2022
ECLI:NL:RBROT:2022:9414
Feiten
Werknemer is sinds 25 juni 1990 in dienst bij Baggermaatschappij Boskalis B.V. (hierna: Boskalis) als baggermeester op baggerschepen van Boskalis, meest recent, van 15 mei tot 2 juli 2022, in Nederland op het schip Fjell. Op de arbeidsovereenkomst zijn de cao Waterbouw en de Uitzendvoorwaarden tewerkstelling buiten Nederland van toepassing. Na het einde van zijn torn heeft werknemer verlof genoten tot 20 augustus 2022. De Fjell bevindt zich inmiddels in Singapore. Werknemer is momenteel niet werkzaam aan boord van een schip. Werknemer vordert in kort geding onder meer zijn wedertewerkstelling en betaling van het achterstallig salaris van € 7.037 bruto per vier weken.
Oordeel
Wernemer vordert allereerst toelating tot de overeengekomen werkzaamheden. Uit zijn stellingen blijkt dat hij daarmee bedoelt dat hij als baggermeester op een schip in het buitenland aan het werk wil. In voldoende mate is vast komen te staan dat werknemer de afgelopen jaren vooral heeft gewerkt als baggermeester en dat dit dus als de overeengekomen functie moet worden beschouwd. De aard van die functie én van de onderneming van Boskalis, brengt mee dat hij wereldwijd wordt ingezet. Dit laatste brengt echter óók mee dat werknemers te maken hebben met periodes van verlof (na een torn) én periodes waarin geen werk voor hen voorhanden is. Die laatste situatie doet zich nu voor. Werknemer ontvangt op dit moment wachtgeld van Boskalis, omdat hij niet op een project geplaatst kan worden. Anders dan werknemer stelt, is de oorzaak daarvan niet alleen dat hij niet gevaccineerd is. Wél is voldoende komen vast te staan dat dit een plaatsing in bijvoorbeeld Singapore, de Verenigde Arabische Emiraten, de Filipijnen en Taiwan zeer ernstig bemoeilijkt of zelfs onmogelijk maakt. Dat heeft niets te maken met het beleid dat Boskalis voert, maar met de inreisvoorwaarden die deze landen (voor werkenden) stellen. Kort en goed is op dit moment sprake van één schip/project waar werknemer zou kunnen werken als baggermeester (de Rockpiper in Noorwegen), ware het niet dat Boskalis daarop reeds een (vaste) set baggermeesters heeft geplaatst. Het voert te ver om in het kader van dit kort geding van Boskalis te verwachten dat zij dan een van deze baggermeesters op wachtgeld zet, om plaats te maken voor werknemer. Een andere reden waarom werknemer op dit moment wachtgeld ontvangt, is dat hem werk is aangeboden in het magazijn in Vlaardingen, hetgeen hij niet wil verrichten omdat hij dat niet passend vindt. Een tweede aanbod voor werk in Nederland heeft hij nu in overweging. De conclusie is dat er geen sprake is van een spoedeisende situatie, aangezien geen sprake is van een concreet beschikbaar project waar werknemer als baggermeester zou kunnen werken en waar hij desondanks niet door Boskalis wordt geplaatst. Bovendien kan in deze omstandigheden niet met grote waarschijnlijkheid worden aangenomen dat Boskalis in een bodemprocedure wordt veroordeeld werknemer wél op een project in een (ver) buitenland te sturen. Dit betekent dat zijn vordering op dit punt moet worden afgewezen. Dat werknemer op dit moment geen arbeid verricht, staat vast. Hij blijkt echter wel salaris te ontvangen en is dus niet verstoken van inkomsten. Boskalis heeft aangevoerd dat zij de salarissystematiek van de cao en de Uitzendvoorwaarden volgt. Werknemer heeft daar tegenover gezet dat de wijze waarop Boskalis het loon berekent niet juist is. Dat zijn loon daarom € 7.037 bruto per vier weken zou moeten bedragen, is – gelet op de gemotiveerde uitleg van Boskalis – echter voorshands niet gebleken. Evenmin kan worden geoordeeld dat met een zekere mate van waarschijnlijkheid in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat werknemer recht heeft op vierwekelijkse betaling van dat bedrag. Daarvoor is een verdere onderbouwing nodig en wellicht bewijslevering. Daarvoor leent deze procedure zich niet. Nu werknemer dus wel salaris ontvangt én op dit moment niet inzichtelijk is of hij recht heeft op hogere bedragen, is geen sprake is van spoedeisendheid, noch kan worden vooruitgelopen op een bodemprocedure. Ook deze vordering wordt daarom afgewezen.