Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster / Christelijk Onderwijs Twenterand en Omstreken
Rechtbank Overijssel (Locatie Almelo), 10 november 2022
ECLI:NL:RBOVE:2022:3407
Schadevergoeding na ongeval werk afgewezen, nu sprake was van een alledaagse bezigheid.

Feiten

Op 16 februari 2021 is werkneemster, onderwijzeres bij Christelijk Onderwijs Twenterand en Omstreken (hierna: SCOT), een ongeval overkomen tijdens de uitvoering van haar werkzaamheden. De klas van werkneemster had gymles, verzorgd door een vakleerkracht lichamelijke opvoeding. De vakleerkracht had ten behoeve van de gymles een opstelling gemaakt van diverse elementen. Werkneemster heeft tijdens de gymles diverse foto’s van de sportende kinderen gemaakt met haar mobiele telefoon ten behoeve van de ouders. Tijdens het maken van de foto’s is werkneemster gestruikeld over een stang, onderdeel van een wip voor de leerlingen, en voorover gevallen. Als gevolg van het ongeluk heeft werkneemster letsel opgelopen, onder meer het breken van beide ellenbogen en het uit de kom raken van haar armen. Hierna volgde een periode van herstel en re-integratie bij SCOT. Werkneemster is vanaf 31 december 2021 weer volledig hersteld en sindsdien voert zij haar werkzaamheden weer volledig uit, met uitzondering van het geven van gymlessen. Werkneemster heeft SCOT bij brief van 25 maart 2021 aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden en nog te lijden schade door de val, op grond van artikel 7:658 BW.

SCOT heeft betwist aansprakelijk te zijn. Werkneemster verzoekt de kantonrechter te beslissen dat SCOT aansprakelijk is voor het ontstaan van het ongeval en de daaruit voortvloeiende schade.

Oordeel

In deze procedure gaat het om de vraag of SCOT op grond van artikel 7:658 BW aansprakelijk is voor de door werkneemster geleden en (mogelijk) in de toekomst nog te lijden schade door het ongeval. In deze zaak staat vast dat werkneemster schade heeft geleden in de uitoefening van haar werkzaamheden en dat er geen sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid van haar kant. Het gaat enkel om de vraag of SCOT is tekortgeschoten in haar zorgplicht als bedoeld in lid 1 van artikel 7:658 BW. In dit geval gaat het om het door een onderwijzeres maken van foto’s van sportende kinderen in een speellokaal op school. De opstelling in het lokaal, zoals die blijkt uit de in het geding gebrachte foto’s, was ruim opgezet en overzichtelijk. Het risico op ongevallen als het onderhavige moet naar het oordeel van de kantonrechter in zijn algemeenheid worden ingeschat als laag. De opstelling was immers overzichtelijk, veranderde niet in de tijd en de stang, onderdeel van het wip-element, was waar die stang hoorde te zijn. Het standpunt van werkneemster dat SCOT in verband met haar zorgplicht het maken van foto’s op school in zijn algemeenheid had moeten verbieden of werkneemster speciale instructies voor het maken van foto’s tijdens de gymles had moeten geven, wordt door de kantonrechter niet onderschreven. Het maken van foto’s met een mobiele telefoon is op zich een alledaagse bezigheid en eenieder dient daarbij een bepaalde algemene voorzichtigheid in acht te nemen, helemaal als daarbij wordt gelopen. Een onderdeel van die in acht te nemen voorzichtigheid is dat, als je al lopend foto’s maakt, goed moet kijken waar je je voeten neerzet. In het onderhavige geval is er geen sprake van zo’n bijzondere situatie dat het in acht nemen van de in het algemeen geldende voorzichtigheid bij het al dan niet lopend maken van foto’s niet voldoende moet worden geacht (en nadere instructies nodig waren). De kantonrechter is dan ook van oordeel dat niet is gebleken dat SCOT niet heeft voldaan aan de op haar rustende zorgplicht. Dit betekent dat het verzoek van werkneemster moet worden afgewezen.