Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Blankendaal Ontwikkelingsmaatschappij B.V.
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Alkmaar), 8 november 2022
ECLI:NL:RBNHO:2022:9899
Onterecht gegeven ontslag op staande voet. Geen dringende reden. Werknemer hoefde niet naar kantoor te komen en heeft zich niet schuldig gemaakt aan werkverzuim. Toekenning billijke vergoeding, gefixeerde schadevergoeding en transitievergoeding van ongeveer € 21.000.

Feiten  

Werknemer is sinds 1 november 2017 in dienst bij Blankendaal Ontwikkelingsmaatschappij B.V. (hierna: Blankendaal) als meewerkend voorman. Werknemer heeft zich op 23 mei 2022 ziek gemeld. Blankendaal heeft in e-mails van 2 juni 2022 met werknemer contact gezocht, omdat er door zijn afwezigheid problemen zouden zijn op de werkvloer. Werknemer heeft daarop geantwoord dat hij te ziek is om naar het kantoor te komen, maar dat hij wil helpen als hem een lijst met onderwerpen waarover problemen zijn, gestuurd wordt. Op 10 juni 2022 heeft Blankendaal wederom gevraagd of werknemer naar kantoor komt voor een bespreking. Werknemer heeft daarop gezegd dat hij nog steeds te ziek is. Op 21 juni 2022 heeft een spreekuurgesprek met de Arbodienst plaatsgevonden. Het advies van de Arbodienst is dat werknemer niet inzetbaar is voor de eigen werkzaamheden, ook niet voor vervangende of aangepaste werkzaamheden en dat de inzet op actieve re-integratie nog niet mogelijk is. Wel wordt aanbevolen dat er regelmatig contact is tussen werkgever en werknemer. Er zijn daarna nog diverse mails tussen partijen gewisseld en uiteindelijk heeft Blankendaal erop aangedrongen dat werknemer naar kantoor komt. Werknemer heeft laten weten dat hij zich daarvoor te ziek voelt. Per e-mail van 25 juli 2022 is werknemer op staande voet ontslagen, onder andere omdat hij geweigerd zou hebben om naar kantoor te komen. Werknemer verzoekt onder meer een verklaring voor recht dat het ontslag op staande voet ongeldig is en een billijke vergoeding.  

Oordeel 

Werknemer berust in het ontslag op staande voet. Blankendaal heeft aan het ontslag ten grondslag gelegd dat werknemer zonder geldige reden niet is komen opdagen voor een gesprek op het kantoor van Blankendaal. Bij de beantwoording van de vraag of dit een dringende reden oplevert, is doorslaggevend dat werknemer op 25 juli 2022 arbeidsongeschikt was. Weliswaar kon werknemer volgens de Arbo-arts in staat geacht worden om één uur per dag te werken, het was aan werknemer om daar op een door hem zelf gekozen moment invulling aan te geven, waarbij het de bedoeling was om alles per e-mail af te handelen zodat werknemer thuis kon blijven. Door niet te verschijnen op de ingeplande afspraak heeft werknemer dus zich niet schuldig gemaakt aan werkverzuim. De kantonrechter kan het zich voorstellen dat Blankendaal ernstig omhoog zat omdat werknemer (als enige) op de hoogte was van interne bedrijfsaangelegenheden zoals voorraadbeheer en douaneprocedures, maar dit maakt niet dat werknemer als arbeidsongeschikte werknemer gehouden was naar kantoor te komen, temeer niet omdat werknemer beschikbaar was om per e-mail tekst en uitleg te geven en dat ook heeft gedaan. Uit de e-mail van 10 juni 2022 van Blankendaal blijkt vervolgens ook dat de problemen daarmee voor een groot deel opgelost waren. Voor zover Blankendaal aan het ontslag ten grondslag legt dat werknemer door niet te verschijnen verplichtingen bij ziekte en re-integratie heeft geschonden, overweegt de kantonrechter dat de opdracht van Blankendaal aan werknemer om op kantoor te verschijnen niet als een redelijk voorschrift in het kader van de re-integratie gezien kan worden. De door Blankendaal aangevoerde ontslagredenen bestaande uit het weigeren van het verstrekken van informatie en het onvoldoende beschikbaar zijn voor vragen, zijn niet alleen onvoldoende komen vast te staan, maar kunnen ook leiden tot een geldige dringende reden die een ontslag op staande voet rechtvaardigen. De kantonrechter kent een billijke vergoeding van € 6.000 bruto toe. Ook een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 7.722 wordt toegewezen. Blankendaal wordt daarnaast veroordeeld tot betaling van € 7.093,67 transitievergoeding.