Rechtspraak
Rechtbank Overijssel (Locatie Zwolle), 16 november 2022
ECLI:NL:RBOVE:2022:3746
Feiten
In het tussenvonnis (AR 2022-0992) heeft de rechtbank met betrekking tot de kwestie van de drie facturen van BV Media ter hoogte van € 17.666 Opleidingsinstituut Spoedeisende Geneeskunde (hierna: OSG) opgedragen te bewijzen dat op die facturen in rekening gebrachte werkzaamheden niet zijn uitgevoerd.
Oordeel
OSG heeft naar aanleiding van deze bewijsopdracht bij akte een aantal bewijsstukken in het geding gebracht. Daarnaast heeft hij in die akte onder meer betoogd dat en waarom BV Media geen inhoudelijke werkzaamheden voor OSG kán hebben verricht. Aangezien de fase van bewijslevering niet bedoeld is voor het (nogmaals) bepleiten van een bepaald standpunt, gaat de rechtbank niet in op dit betoog. OSG heeft als bewijsstukken een – ongedateerde en niet ondertekende – verklaring met bijlagen overgelegd van een persoon A die werkzaam is op de afdeling communicatie van Witte Kruis. In die verklaring staat onder meer vermeld dat de afdeling communicatie altijd verantwoordelijk is geweest voor het opstellen van de nieuwsbrief en dat het die afdeling onbekend is dat OSG met een eigen nieuwsbrief zou komen. De bijlagen bij de verklaring in kwestie betreffen een drietal nieuwsbrieven, een e-mail waaruit volgt dat A een in juni 2020 verstuurde nieuwsbrief heeft gelezen en een e-mail waarin om input van ACM/OSG wordt gevraagd voor de nieuwsbrief van september 2018. Deze stukken leveren naar het oordeel van de rechtbank echter geen bewijs op van de stelling dat de op de facturen van BV Media van 27 december 2018, 3 januari 2019 en 15 januari 2019 in rekening gebrachte werkzaamheden niet zijn uitgevoerd. Dat de afdeling communicatie van Witte Kruis in haar beleving altijd de nieuwsbrieven opstelde en er niet van op de hoogte was dat OSG met een eigen nieuwsbrief zou komen, betekent immers nog niet zonder meer dat de door A gestelde werkzaamheden met betrekking tot de nieuwsbrief – bestaande uit een grondige review – niet hebben plaatsgehad. Wat betreft de overgelegde e-mails en nieuwsbrieven geldt bovendien dat deze niet dateren uit december 2018/januari 2019, de periode waarop de drie facturen van BV Media betrekking hebben. OSG heeft als bewijsstuk ook nog een (foto van een) bericht van de heer Y overgelegd, waarin deze bevestigt dat hij de in productie 6 van A bedoelde promotievideo heeft gemaakt. In het tussenvonnis heeft de rechtbank echter reeds overwogen dat BV Media uiteindelijk geen bedrijfsfilm voor OSG heeft gemaakt. Aangezien OSG verder geen bewijsstukken heeft overgelegd of op een andere wijze bewijs heeft geleverd, is de conclusie dat hij niet is geslaagd in het aan hem opgedragen bewijs. Dit betekent dat niet is komen vast te staan dat de facturen van BV Media van 27 december 2018, 3 januari 2019 en 15 januari 2019 spookfacturen zijn. OSG heeft nog naar voren gebracht dat BV Media met de drie facturen telkens een bedrag van € 3.200 in rekening mocht brengen en niet in totaal € 17.666. OSG verwijst in dit kader naar de in het tussenvonnis vermelde e-mail van werknemer aan BV Media van 26 december 2018, waarin onder meer staat '2. Facturen OSG – 3x 2 3.200,- exclusief BTW'. De rechtbank begrijpt dit zo dat OSG zich op het standpunt stelt dat BV Media en A en C in ieder geval gehouden zijn het verschil tussen € 17.666 en € 11.616 (3 x € 3.200 vermeerderd met btw) te betalen. De rechtbank is van oordeel dat het opwerpen van deze aanvullende grond in dit stadium van de procedure in strijd met de goede procesorde is. De conclusie is dus dat OSG geen aanspraak kan maken op betaling van het bedrag van € 17.666 en dat dit deel van zijn vorderingen zal worden afgewezen. Dit leidt tot de eindconclusie dat A en het administratieloket (hierna: AL) hoofdelijk zullen worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 60.674,20 en dat werknemer, AL en onderneming B daarnaast hoofdelijk zullen worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 124.214,41, inclusief wettelijke rente. OSG heeft ook gevorderd A en AL c.s. (hoofdelijk dan wel individueel) te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Die vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. Het feit dat OSG heeft verzuimd een opgave te doen van de beslagkosten maakt, anders dan A heeft betoogd, niet dat die kosten zouden moeten worden afgewezen.