Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/werkgever
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 10 juni 2022
ECLI:NL:RBROT:2022:11441
Werkneemster hoeft haar studiekosten niet aan werkgever terug te betalen. Strekking artikel opleidingsovereenkomst maakt dat beƫindiging arbeidsovereenkomst van rechtswege niet leidt tot betalingsverplichting werkneemster.

Feiten 

Werkneemster is op 17 augustus 2018 in dienst getreden bij werkgever als helpende/begeleidster op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd eindigend op 19 februari 2019. De arbeidsovereenkomst is verlengd tot en met 30 april 2019. Vanaf het moment van indiensttreding is werkneemster op basis van een inleenovereenkomst ingeleend door bedrijf X. Op 9 oktober 2018 is tussen werkneemster en werkgever een opleidingsovereenkomst gesloten voor de opleiding van verzorgende IG. Per brief van 18 maart 2019 heeft werkgever werkneemster laten weten dat haar arbeidsovereenkomst niet verlengd wordt. Per 1 mei 2019 is werkneemster bij bedrijf X in dienst getreden op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd eindigend op 30 april 2020. Daarna heeft werkneemster als zelfstandige voor bedrijf X werkzaamheden verricht. Rond oktober/november 2019 heeft werkneemster de opleiding succesvol afgerond. Werkneemster vordert onder meer de betaling van niet afgedragen pensioenpremies en eindejaaruitkeringen. Werkgever doet een beroep op verrekening, omdat werkneemster haar studiekosten aan werkgever zou zijn verschuldigd.

Oordeel

Ingevolge artikel 4 van de opleidingsovereenkomst is de werknemer in beginsel verplicht tot terugbetaling van de door werkgever gemaakte opleidingskosten indien de opleiding op initiatief van de werknemer voortijdig wordt beëindigd of in het geval de werknemer de organisatie voortijdig, te weten binnen de in de opleidingsovereenkomst aangegeven tijdsspanne waarin de werkgever geacht wordt baat te hebben gehad van de door werknemer geworven kennis en vaardigheden, verlaat. Artikel 4.8 van de opleidingsovereenkomst vormt een uitzondering op deze terugbetalingsverplichting, namelijk in het geval de arbeidsovereenkomst eindigt door werkgever. Partijen zijn het niet eens over de uitleg van artikel 4.8 van de opleidingsovereenkomst. Vast staat dat de arbeidsovereenkomst (van rechtswege) is geëindigd op 30 april 2019. Werkgever heeft bij brief van 18 maart 2019 het einde van de arbeidsovereenkomst aangezegd. Volgens werkgever is de arbeidsovereenkomst van rechtswege geëindigd en kan het aanzeggen van het einde van de arbeidsovereenkomst niet worden beschouwd als een situatie waarin sprake is van een einde van de arbeidsovereenkomst door de werkgever (zoals bedoeld in artikel 4.8 van de opleidingsovereenkomst). De kantonrechter deelt dit standpunt niet. De strekking van artikel 4 van de opleidingsovereenkomst is zodanig dat werkneemster alleen gehouden is tot terugbetaling van de opleidingskosten, indien werkneemster het initiatief neemt om het dienstverband bij werkgever te beëindigen. Hoewel artikel 4.2 van de opleidingsovereenkomst ‘neutraal’ is geformuleerd, kan niet worden gezegd dat een einde van de arbeidsovereenkomst van rechtswege daar ook onder valt. Werkgever heeft immers besloten om de arbeidsovereenkomst niet te verlengen. Het kan niet de bedoeling van die bepalingen zijn geweest om werkneemster te verplichten de opleidingskosten terug te betalen in het geval werkgever besluit om de arbeidsovereenkomst niet te verlengen. Dat is naar het oordeel van de kantonrechter geregeld in artikel 4.8. Dat in artikel 4.8 niet expliciet is vermeld ‘indien het dienstverband door de werkgever wordt beëindigd óf door de werkgever niet wordt verlengd’ doet daar niet aan af.