Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 20 december 2022
ECLI:NL:GHARL:2022:10963
Feiten
Werkneemster is op 1 maart 2010 op oproepbasis in dienst getreden bij Van Kleef, een onderneming gespecialiseerd in rouwvervoer. Tot december 2017 werd werkneemster voor alle werkzaamheden die zij verrichtte in haar functie na een melding van een overledene per rit uitbetaald. Bij vervoer binnen de straal Hengelo-Deventer kreeg werkneemster een bedrag van € 14 netto per rit en daarbuiten een bedrag van € 17,50 netto per rit. Bij ziekte of vakantie kreeg werkneemster geen (rit)vergoeding. Partijen hebben geen arbeidsovereenkomst opgesteld. Op de dienstbetrekking van werkneemster is de cao Uitvaartbranche van toepassing. Daarin zijn verschillende salarisschalen opgenomen. De functie van werkneemster valt in salarisschaal 3A of 3B. De gemachtigde van werkneemster heeft op 17 april 2017 Van Kleef gesommeerd over te gaan tot loonbetaling volgens de cao. Naar aanleiding daarvan heeft de kantonrechter op 4 december 2017 overwogen en beslist dat partijen in onderling overleg zijn overeengekomen dat Van Kleef aan werkneemster met ingang van 1 december 2017 een bedrag van € 1.188,70 bruto per maand betaalt op basis van een uurloon van € 12,38 bruto per uur. In de periode vanaf 1 december 2017 heeft Van Kleef dit afgesproken loon maandelijks betaald aan werkneemster. Werkneemster is van 15 januari 2018 tot en met 27 augustus 2019 arbeidsongeschikt geweest. Het dienstverband tussen partijen is met wederzijds goedvinden beëindigd met ingang van 1 maart 2020. Werkneemster heeft in eerste aanleg gevorderd om Van Kleef te veroordelen tot betaling aan haar van achterstallig salaris over de periode augustus 2015 tot en met februari 2020. De kantonrechter heeft deze vorderingen voor een belangrijk deel, namelijk € 22.975 aan achterstallig salaris en € 2.297,50 aan wettelijke verhoging, toegewezen. Van Kleef heeft hoger beroep ingesteld.
Oordeel
Van Kleef is werkneemster als een oproepkracht blijven behandelen waar zij dat niet meer was en bleef haar voor de door haar verrichte werkzaamheden per rit betalen. Van Kleef heeft haar administratie niet transparant bijgehouden waardoor niet goed is vast te stellen of werkneemster het loon conform de cao heeft ontvangen. Het is onder andere niet duidelijk wat de arbeidsomvang is geweest. Dit bewuste handelen van Van Kleef mag niet voor rekening en risico van werkneemster komen. De kantonrechter heeft de arbeidsomvang gebaseerd op het rechtsvermoeden van artikel 7:610b BW. De kantonrechter is uitgegaan van de loonspecificaties over 2016. Volgens Van Kleef zijn dit niet de daadwerkelijk gewerkte uren. De loonspecificaties zijn onduidelijk opgesteld en dit moet voor rekening en risico van Van Kleef komen. De stellingen die zij inneemt, blijken immers niet uit de loonspecificaties. Daarnaast heeft Van Kleef bezwaar tegen de door de kantonrechter gehanteerde referteperiode. Het werk dient zich niet aan met pieken en dalen. Dit bezwaar kan in het midden blijven volgens het hof, omdat Van Kleef door de inrichting van haar administratie en wijze van beloning onduidelijk is over de arbeidsomvang en het dus niet is na te gaan welke referteperiode reëel is om daarvan uit te gaan. Dit moet dan ook voor rekening blijven van Van Kleef. Terecht maakt Van Kleef bezwaar tegen de door de kantonrechter aan de salarisschaaltreden gekoppelde maandlonen. Ten onrechte is in het vonnis uitgegaan van een stijging van het maandloon steeds per januari van een betreffend jaar. Uit Bijlage II bij de cao volgt echter dat het salaris in een trede niet steeds stijgt per januari van een betreffend jaar. Werkneemster heeft op dit punt geen (voldoende kenbaar) verweer gevoerd. In het vonnis is daarnaast ten onrechte uitgegaan van een bedrag van € 9.188,32 als loon over 2017. Dit had € 9.853,87 moeten zijn. Werkneemster heeft ook aanspraak op loon over de periode september 2019 tot en met februari 2020. Van Kleef heeft werkneemster in deze periode niet opgeroepen voor werkzaamheden. Dit komt voor rekening en risico van Van Kleef. Het hof komt tot de conclusie dat Van Kleef € 22.086,49 bruto aan achterstallig salaris aan werkneemster moet betalen.