Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 4 juli 2022
ECLI:NL:GHARL:2022:5644
Feiten
Werkneemster is op 1 augustus 2018 bij ASZ, een autoschadeherstelbedrijf, in dienst getreden. De partner van werkneemster werkte ook bij ASZ. Per 1 augustus 2018 heeft een groep autoschadeherstelbedrijven ASZ overgenomen. In het najaar van 2020 hebben C en D Hoffmann Bedrijfsrecherche ingeschakeld. Werkneemster en haar partner A zijn gehoord door Hoffmann. Daarvan is een verslag opgesteld. Op 20 oktober 2020 zijn werkneemster en haar partner door ASZ op staande voet ontslagen. Bij een brief van 21 oktober 2020 heeft C aan werkneemster bericht dat aan het ontslag o.a. ten grondslag ligt dat werkneemster contant geld gebruikt om overuren te voldoen. Daarnaast zou werkneemster contant geld uit de kluis hebben gepakt, zouden er betalingen van klanten in de kas missen, zouden klanten minder hebben betaald dan de daadwerkelijke kosten en zou werkneemster geld hebben gestolen. In onderhavige procedure vordert werkneemster vernietiging van het ontslag op staande voet en wedertewerkstelling. De kantonrechter heeft het ontslag vernietigd, de arbeidsovereenkomst ontbonden en ASZ veroordeeld tot betaling van salaris.
Oordeel
Een van de ontslaggronden is dat werkneemster voor privédoeleinden zonder toestemming geld uit de kas weggenomen heeft, althans het contant ontvangen geld niet of niet volledig heeft afgedragen. Dat werkneemster dit heeft gedaan volgt uit haar verklaring zoals deze door Hoffmann is genoteerd. Hoewel werkneemster de omstandigheden waaronder deze verklaring is afgelegd heeft bestreden, heeft zij de feitelijke juistheid van dit deel van de verklaring niet bestreden. Het hof gaat ervan uit dat werkneemster zich een bedrag van ten minste € 600 heeft toegeëigend. Naar het oordeel van het hof staat vast dat hiermee sprake is van verduistering althans het zich wederrechtelijk toe-eigenen van gelden van de werkgever, zoals genoemd in artikel 7:678 BW. Dat werkneemster geen rol heeft gespeeld bij de totstandkoming van de cultuur binnen ASZ gaat niet op. Hoe het ook zij, zij heeft erkend dat zij zowel voor als na de overname van het bedrijf bekend was met en heeft meegewerkt aan de zwarte transacties van haar partner. In de heden tevens gegeven beschikking inzake haar partner heeft het hof geoordeeld dat diens handelen ontoelaatbaar is geweest en is de vernietiging van het ontslag op staande voet als onterecht beoordeeld. Dat werkneemstser altijd in overleg met of na toestemming van haar partner heeft gehandeld, kan haar daarom ook niet baten. Het was werkneemster, zoals zij zelf heeft verklaard, ook duidelijk dat het niet klopte wat zij had gedaan. Het hof is van oordeel dat de kantonrechter het ontslag op staande voet ten onrechte heeft vernietigd. Vanaf de datum van ontslag tot aan de datum van de ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter is aan werkneemster loon c.a. toegewezen. Werkneemster heeft echter geen werkzaamheden verricht. Dit komt naar oordeel van het hof voor risico van werkneemster, zowel voor de periode waarin er nog geen rechterlijk oordeel was, als voor de periode dat werkgever op grond van het oordeel van de kantonrechter verplicht was werkneemster tot het werk toe te laten. Werkneemster wordt veroordeeld tot terugbetaling van het aan haar betaalde loon vanaf 20 oktober 2020 tot 1 mei 2021. Hoewel het handelen op zichzelf ernstig verwijtbaar is, oordeelt het hof dat niet is gebleken dat werkneemster eerder is gewaarschuwd dan wel duidelijke instructies heeft gekregen hoe te handelen. Aan werkneemster wordt dan ook wel een transitievergoeding toegekend.