Rechtspraak
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 1 april 2022
ECLI:NL:RBAMS:2022:7580
Feiten
Werkneemster is op 1 juni 2001 in dienst getreden bij (de rechtsvoorganger van) Aministratiekantoor Petiet. In de arbeidsovereenkomst van werkneemster is een concurrentiebeding opgenomen. Op 1 september 2021 heeft werkneemster zich ziek gemeld. Op 4 oktober 2021 is een rapport uitgebracht door de arbeidsdeskundige waarin onder meer staat opgenomen dat eigen werk op dat moment niet passend is voor werkneemster, maar dat door voorzieningen of aanpassingen dit werk passend is te maken. Verder adviseert de bedrijfsarts mediation. Partijen zijn hier vervolgens mee gestart, maar dit heeft niet tot een oplossing geleid. Administratiekantoor Petiet heeft naar aanleiding van wat tijdens de mediation is besproken een onderzoeksbureau ingeschakeld, dat van 11 tot 29 oktober 2021 observaties heeft verricht. Tijdens deze observaties is geconstateerd dat werkneemster dagelijks vertrok naar een concurrent van Administratiekantoor Petiet. Daar opende zij de deur met een eigen sleutel en zij was vervolgens vanaf 9.00 uur een aantal uren aanwezig. Vervolgens heeft Administratiekantoor Petiet werkneemster uitgenodigd voor een gesprek. Bij brief van 22 november 2021 is werkneemster op staande voet ontslagen wegens het heimelijk verrichten van werkzaamheden voor de concurrent.
Oordeel
Onderdeel van de verwijten (zoals vastgelegd in de ontslagbrief van 22 november 2021) is dat werkneemster bij een concurrent werkzaamheden verrichtte terwijl zij aan Administratiekantoor Petiet, de bedrijfsarts en de arbeidsdeskundige te kennen gaf niet te kunnen werken. Werkneemster erkent dat zij zich vanaf 11 oktober 2021 dagelijks naar de concurrent begaf, dat zij daar met een sleutel naar binnen ging en een aantal uren later weer naar huis ging. Ook erkent zij dat er een e-mailadres voor haar bij Ad Fontes Finance is aangemaakt. Over wat werkneemster in de uren bij Ad Fontes Finance deed, heeft zij wisselende verklaringen gegeven. Tijdens het gesprek op 17 november 2021 verklaarde zij dat zij naar het kantoor van haar broer ging, omdat hij haar hielp met re-integreren. Haar broer voegde daar tijdens dat gesprek aan toe dat sprake was van een snuffelstage om ervaring op te doen. In het kader van de onderhavige procedure verklaarde werkneemster dat de eigenaar van de onderneming haar een cursus Exactonline, Excel en Word gaf. Ten behoeve van die cursus was een e-mailadres aangemaakt. Werkneemster heeft met deze wisselende verklaringen onvoldoende weersproken dat zij werkzaamheden verrichtte voor een concurrent van Administratiekantoor Petiet, zonder daarover te overleggen. Dat dit onbetaald was, maakt dit niet anders. De latere stelling van werkneemster is daarmee in strijd en bovendien heeft de eigenaar van de onderneming in een overgelegde verklaring niet verklaard dat hij aan haar een cursus gaf. Het moet voor werkneemster duidelijk zijn geweest dat de werkzaamheden relevant waren in het kader van haar re-integratie, zodat zij daarover open kaart had moeten spelen. Haar verklaring dat zij dacht dat dit niet nodig was omdat zij een vaststellingsovereenkomst had getekend gaat niet op, nu deze pas op 19 oktober 2021 getekend is toen zij al (ten minste) een week werkzaam was bij Ad Fontes Finance. De conclusie is dat werkneemster terwijl zij ziek was, bewust heeft verzwegen dat zij werkzaamheden bij een concurrent van Administratiekantoor Petiet verrichtte, terwijl zij gebonden was aan een concurrentiebeding. Het ontslag is dan ook rechtsgeldig gegeven. Het handelen van werkneemster is tevens ernstig verwijtbaar zodat haar geen transitievergoeding toekomt. Nu sprake is van een terecht ontslag op staande voet, is werkneemster de gefixeerde schadevergoeding aan Administratiekantoor Petiet verschuldigd ter hoogte van één brutomaandsalaris. De buitengerechtelijke onderzoekskosten zullen deels worden toegewezen. De kantonrechter acht het niet redelijk de volledige opgevoerde kosten toe te wijzen, nu onvoldoende is toegelicht waarom het onderzoek drie weken heeft geduurd en waarom de factuur van een ander bedrijf dan het onderzoeksbureau vergoed zou moeten worden.