Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 17 januari 2023
ECLI:NL:GHSHE:2023:84
Feiten
Werknemer is op 23 februari 2017 in dienst getreden bij werkgeefster voor bepaalde tijd. Het betrof een dienstverband voor nul uur per week. Op 24 maart 2017 is werknemer betrokken geraakt bij een bedrijfsongeval en heeft hij letsel opgelopen. Ten tijde van het bedrijfsongeval had werkgeefster een collectieve ongevallenverzekering afgesloten bij De Amersfoortse Verzekeringen. De Amersfoortse Verzekeringen heeft twee uitkeringen aan werkgeefster gedaan. Werknemer heeft werkgeefster verzocht om de door De Amersfoortse Verzekeringen uitgekeerde bedragen aan hem (door) te betalen. Werkgeefster heeft dit geweigerd. Werknemer vordert betaling van deze bedragen. In eerste aanleg heeft de rechtbank de vorderingen afgewezen. Daartegen komt werknemer in hoger beroep.
Oordeel
Naar het oordeel van het hof is sprake van een sommenverzekering als bedoeld in artikel 7:964 BW. Dat het, zoals werknemer stelt, gaat om een verzekering van het inkomen dat wegvalt ten gevolge van arbeidsongeschiktheid blijkt niet. Anders dan werknemer stelt, blijkt ook niet dat de verzekering strekt tot schadeloosstelling door derving van inkomen ten gevolge van arbeidsongeschiktheid. Dat de hoogte van het inkomen van de werknemer in kwestie voor de berekening van de uit te keren som van belang is, maakt deze verzekering nog geen schadeverzekering. Vast staat dat werkgeefster overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:966 lid 1 BW op het polisblad als begunstigde is aangewezen. Het hof is van oordeel dat nergens in de polis of polisvoorwaarden is bepaald dat de verzekerden degenen zijn die aanspraak kunnen maken op uitkering in geval van het intreden van het verzekerd risico. Van belang is verder dat in de arbeidsovereenkomst geen bepaling is opgenomen op grond waarvan zou moeten worden aangenomen dat werknemer als begunstigde heeft te gelden. Dat werkgeefster en De Amersfoortse Verzekeringen bij het sluiten van de collectieve ongevallenverzekering de bedoeling zouden hebben gehad om de bij werkgeefster werkzame werknemers als begunstigde van de verzekering aan te merken en om dekking voor eventuele schade voor werknemers van werkgeefster af te spreken, is door werknemer weliswaar gesteld, maar door hem, mede gelet op het gemotiveerde verweer van werkgeefster, niet althans onvoldoende gemotiveerd onderbouwd. Anders dan werknemer stelt, is het hof verder van oordeel dat werkgeefster wel degelijk een eigen belang bij bedoelde verzekering heeft en dat hij zich daarom als begunstigde heeft laten opnemen op het polisblad. De stelling dat werkgeefster op grond van goed werkgeverschap gehouden zou zijn tot doorbetaling van de ontvangen uitkeringen is onvoldoende onderbouwd. Evenmin slaagt het beroep op redelijkheid en billijkheid. Verder oordeelt het hof dat voor zover er al daadwerkelijk sprake zou zijn van verrijking als gevolg van de uitkering door De Amersfoortse Verzekeringen (werkgeefster heeft immers ook kosten gehad als gevolg van het ongeval van werknemer), van belang is dat die uitkering heeft plaatsgevonden op basis van een door werkgeefster met De Amersfoortse Verzekeringen gesloten overeenkomst, waarvoor zij zelf de premies heeft betaald. Daar komt bij dat het karakter van een sommenverzekering ertoe leidt dat het onverschillig is of er wel of niet sprake is van vergoeding van schade. Dat maakt dat een krachtens deze verzekering gedane uitkering niet als ongerechtvaardigd kan worden beschouwd. Het hof bekrachtigt, onder aanvulling van gronden, het vonnis.