Rechtspraak
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Bergen op Zoom), 11 januari 2023
ECLI:NL:RBZWB:2023:211
Feiten
Werknemer heeft met Olympia Uitzendbureau B.V. (hierna: Olympia) op 12 november 2018 een opleidingsovereenkomst gesloten voor het volgen van de opleiding vrachtwagenchauffeur CE (hierna: de opleiding). Werknemer heeft in de periode november 2018 – juni 2019 de opleiding genoten en succesvol afgerond. De kosten van de opleiding zijn gefactureerd voor € 7.959,96 aan Olympia. Partijen hebben medio november 2019 een uitzendovereenkomst gesloten voor de plaatsing van werknemer als chauffeur groot rijbewijs. Werknemer heeft 96 uur aan werkzaamheden voor Olympia verricht. Per e-mail van 30 maart 2020 heeft Olympia werknemer verzocht om tot betaling van € 7.673,47 over te gaan. Olympia vordert onder meer de betaling van dat bedrag.
Oordeel
Partijen verschillen van mening over de vraag of werknemer gehouden is om tot betaling van de kosten van de opleiding over te gaan. Werknemer heeft de inhoud van de door Olympia overgelegde correspondentie betwist. Gelet op de verklaringen van beide partijen is echter voldoende gebleken dat zij hebben gesproken over het uitvoeren van werk door werknemer als vorkheftruckchauffeur. Deze werkzaamheden zouden voor hem minder fysiek belastend zijn. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat Olympia zich heeft ingespannen om passend werk voor werknemer te vinden na het eindigen van de inleenopdracht. Werknemer heeft weliswaar gesteld dat hij zich voor werk beschikbaar heeft gehouden, zoals het werk als vrachtwagenchauffeur van tankvervoer, maar hierover heeft Olympia onweersproken gesteld dat hiervoor geen afspraken liepen bij een opdrachtgever van Olympia. Niet is gebleken dat werknemer zich nadien beschikbaar heeft gehouden voor het uitvoeren van werkzaamheden voor Olympia, ook niet nadat werknemer werd verzocht om tot betaling van de opleidingskosten over te gaan. Gelet op artikel 4.2 van de opleidingsovereenkomst is werknemer dan ook gehouden om de kosten van de opleiding aan Olympia terug te betalen. Niet in geschil is dat werknemer slechts 96 uur van de 4.160 overeengekomen uren voor Olympia heeft gewerkt. Op grond van artikel 4.3 van de overeenkomst is werknemer gehouden om alle opleidingskosten terug te betalen. Zodoende dient werknemer de door Olympia betaalde opleidingskosten van € 7.673,47 terug te betalen.