Rechtspraak
Rechtbank Overijssel (Locatie Zwolle), 13 december 2022
ECLI:NL:RBOVE:2022:3784
Feiten
Partijen zijn het erover eens dat werkgeefster een transitievergoeding aan werknemer verschuldigd is, maar verschillen van mening over de hoogte daarvan. Werknemer stelt zich primair op het standpunt dat de transitievergoeding moet worden berekend aan de hand van zijn gemiddelde arbeidsurenomvang in de drie maanden voorafgaand aan zijn arbeidsongeschiktheid en subsidiair dat de transitievergoeding moet worden berekend op basis van een arbeidsomvang van 40 uur per week. Ter onderbouwing van deze standpunten verwijst werknemer naar de loonvorderingsprocedure waarin hij heeft betoogd dat hij tijdens zijn ziekte ook recht had op uitbetaling van het gemiddelde aantal gewerkte overuren in de 12 weken voorafgaand aan zijn arbeidsongeschiktheid, althans op het salaris dat is gebaseerd op een arbeidsduur van 40 uur per week, wat neerkomt op een bedrag van € 39.537,02 bruto. Werkgeefster betwist de juistheid van het betoog van werknemer en stelt zich op het standpunt dat zij slechts de meer subsidiair gevorderde transitievergoeding van € 26.951,13 bruto aan hem verschuldigd is.
Oordeel
In de loonvorderingsprocedure heeft de kantonrechter geoordeeld dat werknemer niet alsnog aanspraak kan maken op uitbetaling van het gemiddelde aantal gewerkte overuren in de 12 weken voorafgaand aan zijn arbeidsongeschiktheid en dat hij evenmin recht heeft op uitbetaling van een salaris dat gebaseerd is op een arbeidsduur van 40 uur per week. Dit leidt in de onderhavige procedure tot de conclusie dat werknemer slechts aanspraak kan maken op een transitievergoeding die gebaseerd is op een arbeidsduur van 32 uur per week. Partijen zijn het erover eens dat deze vergoeding € 26.951,13 bruto bedraagt. Voor zover werknemer meent dat bij het berekenen van de transitievergoeding hoe dan ook, dus los van zijn stellingen in de loonvorderingsprocedure, acht moet worden geslagen op een overwerkvergoeding, geldt dat hij dit standpunt onvoldoende heeft toegelicht en onderbouwd, zodat hieraan voorbij wordt gegaan. Werkgeefster wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 26.951,13 bruto te vermeerderen met de wettelijke rente.