Rechtspraak
Rechtbank Den Haag (Locatie Gouda), 29 november 2022
ECLI:NL:RBDHA:2022:14903
Feiten
Werknemer is op 7 juni 2021 in dienst getreden voor een periode van 12 maanden bij Lidl Nederland GmbH (hierna: Lidl). De laatste functie die de werknemer vervulde, is die van assistent-supermarktmanager. Op 15 maart 2022 stuurt de HR Businesspartner van Lidl per e-mail een vaststellingsovereenkomst, waarmee het dienstverband op 1 mei 2022 met wederzijds goedvinden wordt beëindigd. Op 17 maart 2022 bericht werknemer aan Lidl dat hij akkoord is. Op 28 maart 2022 geeft werknemer aan dat de overeenkomst per post is verstuurd. Op 6 april 2022 geeft Lidl aan dat de overeenkomst niet is ontvangen en verzoekt om een kopie van de ondertekende overeenkomst per e-mail. Partijen corresponderen verder nog over de verzending, maar de getekende overeenkomst wordt niet ontvangen. Op 25 mei bericht werknemer aan werkgever: “U heeft me aangegeven dat u de Vso’s niet ontvangen heeft. Bij deze kom ik daar definitief op terug. Ik ga er niet mee akkoord. Ik kom verder nog terug op de kwestie”. Tussen partijen is in geschil of zij overeenstemming hebben bereikt ten aanzien van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 1 mei 2022. Werknemer heeft hiertoe gesteld dat er geen sprake is van een schriftelijke overeenkomst, omdat de door hem ondertekende vaststellingsovereenkomst de werkgever nooit heeft bereikt en hij zijn akkoord ex artikel 3:37 lid 5 BW heeft ingetrokken.
Oordeel
Vast staat dat er geen door beide partijen ondertekende vaststellingsovereenkomst is. De kantonrechter is, anders dan de werknemer, van oordeel dat ten aanzien van het schriftelijkheidsvereiste en de totstandkoming van een beëindigingsovereenkomst niet alleen een handtekening is vereist, maar in omstandigheden ook kan worden volstaan met een schriftelijk akkoord per e-mail of Whatapp-bericht. Uit de overgelegde mailwisseling en Whatsapp-berichten tussen partijen volgt dat werknemer akkoord is gegaan met de inhoud van de vaststellingsovereenkomst en met beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden per 1 mei 2022. Van belang acht de kantonrechter hierbij dat werkgever tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard en werknemer dit niet heeft weersproken, dat partijen na de e-mail van 15 maart 2022 waarbij de werkgever de vaststellingsovereenkomst aan werknemer heeft toegestuurd, op 16 maart 2022 telefonisch contact hebben gehad waarbij de inhoud van die vaststellingsovereenkomst uitvoerig is besproken. Vervolgens heeft werknemer een dag later op 17 maart 2022, op de e-mail van 15 maart 2022 van werkgever met als onderwerpregel: ‘Beëindigingsovereenkomst Lidl’ geantwoord: ‘akkoord’. Ook in de opvolgende Whatsapp-berichten tussen partijen heeft werknemer meermaals bevestigd dat hij de vaststellingsovereenkomst heeft ondertekend en heeft opgestuurd. De beëindiging zelf of de voorwaarden die zijn opgenomen in de vaststellingsovereenkomst staan nimmer ter discussie. Ook hieruit trekt de kantonrechter de conclusie dat werknemer heeft ingestemd met de inhoud van de vaststellingsovereenkomst, dus beëindiging per 1 mei 2022. Gelet op het tijdsverloop tussen het toesturen van de vaststellingsovereenkomst op 15 maart 2022 en de e-mail van werknemer van 25 mei 2022 waarbij hij zijn akkoord intrekt, kan naar het oordeel van de kantonrechter geen beroep meer worden gedaan op de bedenktermijn van 14 dagen zoals opgenomen in artikel 7:670b lid 2 BW. Ook van een intrekking ex artikel 3:37 lid 5 BW is geen sprake, aangezien de mededeling ‘akkoord’ de werkgever al heeft bereikt per e-mail van 17 maart 2022.