Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 27 januari 2023
ECLI:NL:RBROT:2023:586
Feiten
Bij tussenvonnis heeft de kantonrechter Dutch Design Netherlands B.V. (hierna: Dutch Design) op de voet van artikel 22 Rv bevolen om schriftelijk nader te onderbouwen dat werknemer in 2019 en/of 2020 geen recht had op een variabele beloning. Dutch Design heeft vervolgens een akte genomen, waarop werknemer bij akte heeft gereageerd.
Oordeel
De kantonrechter neemt tot uitgangspunt dat mevrouw X tijdens de mondelinge behandeling namens Dutch Design heeft verklaard dat de variabele beloning 10% van het positieve bedrijfsresultaat bedroeg. Dat percentage van het positieve bedrijfsresultaat werd aan het gehele team uitbetaald en dat ging steeds om honderd tot een paar honderd euro per jaar. In dit licht kan de kantonrechter de opmerking van Dutch Design in haar akte na het tussenvonnis dat in 2019 en 2020 geen variabele bonus werd uitgekeerd niet plaatsen; in die jaren was, volgens de door Dutch Design zelf overgelegde cijfers, immers sprake van een (beperkt) positief bedrijfsresultaat. De stelling van Dutch Design dat werknemer “uiteraard” ook zijn eigen doelen moest hebben behaald om überhaupt voor de variabele beloning in aanmerking te komen, kan de kantonrechter ook niet plaatsen. X heeft tijdens de mondelinge behandeling immers zelf onderscheid gemaakt tussen een omzetbonus van werknemer persoonlijk en een teambonus (de variabele beloning). Dat Dutch Design de variabele beloning al in de vorm van cadeaubonnen aan werknemer zou hebben uitgekeerd, heeft werknemer betwist en is door Dutch Design verder niet met stukken onderbouwd. Zodoende is de kantonrechter van oordeel dat werknemer nog recht heeft op een variabele beloning over de jaren 2019 en 2020. De kantonrechter stelt die variabele beloning vast op een bedrag van in totaal € 434,43 bruto.