Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/ Gom Schoonhouden B.V.
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 27 januari 2023
ECLI:NL:RBROT:2023:611
Werkgeefster mocht verwachten dat werknemer zelf de nodige oplettendheid en voorzichtigheid zou betrachten en op basis van gezond verstand de huishoudtrap zou gebruiken in plaats van op de niet voor dat doel bestemde metalen stootrand te gaan staan.

Feiten

Werknemer is op 1 januari 2019 in dienst getreden bij Gom. Op 13 maart 2020 is werknemer ten val gekomen bij het vervangen van een rol in een zogenoemde Tork Dispenser (hierna: ‘de tork’), die op een hoogte van circa twee meter aan een stelling was bevestigd. Bij die val is de rechterarm van werknemer hard tegen een metalen stelling gekomen. Per brief d.d. 6 januari 2021 heeft (de gemachtigde van) werknemer Gom aansprakelijk gesteld. In onderhavige procedure vordert werknemer een verklaring voor recht dat Gom aansprakelijk is voor geleden en nog te lijden schade.

Oordeel

Partijen zijn het erover eens dat werknemer op 13 maart 2020 in de uitoefening van zijn werkzaamheden zodanig ten val is gekomen dat hij hierdoor letsel aan zijn rechteronderarm, meer in het bijzonder zijn pols, heeft opgelopen. Het gegeven dat op dit moment nog geen sprake is van een medische eindsituatie en daardoor de totale omvang van de schade nog niet kan worden vastgesteld, staat er niet aan in de weg dat op dit moment voldoende vast is komen te staan dat werknemer schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Bij de verdere beoordeling zal daarbij worden uitgegaan van het scenario dat werknemer op de metalen stootrand is gaan staan om de tork bij te vullen en vervolgens is uitgegleden. De kantonrechter oordeelt dat het bijvullen van een tork een dermate eenvoudige taak is, dat daarvoor geen specifieke nadere instructies vereist zijn. Indachtig de bij werknemer bekend veronderstelde veiligheidsregels, waaronder de regel dat niet op dingen mocht worden geklommen die daar niet voor bedoeld zijn, had werknemer moeten nalaten om op de metalen stootrand te gaan staan en had hij in plaats daarvan de huishoudtrap moeten gebruiken. Hoewel de verantwoordelijkheid ten aanzien van de veiligheid op de werkvloer bij Gom is gelegen, gaat die in dit geval niet zo ver dat van haar kan worden verlangd dat zij, bij het verstrekken van de opdracht aan werknemer om de tork bij te vullen, hem expliciet instrueert een huishoudtrap te gebruiken om deze taak uit te voeren. Gelet op de omstandigheden - in het bijzonder de jarenlange werkervaring van werknemer op deze specifieke locatie - mocht Gom verwachten dat werknemer zelf de nodige oplettendheid en voorzichtigheid zou betrachten bij het bijvullen van de tork op ongeveer twee meter hoogte en op basis van gezond verstand de keuze zou maken om de huishoudtrap te gebruiken in plaats van de niet voor dat doel bestemde metalen stootrand. Nu van een onveilige werkplek niet is gebleken, Gom werknemer in voldoende mate heeft gewezen op de geldende veiligheidsregels en werknemer bekend was met de aanwezigheid van de huishoudtrap en de situaties waarin deze gebruikt diende te worden, valt niet in te zien wat Gom (nog meer) had kunnen doen om dit specifieke ongeval te voorkomen. Naar het oordeel van de kantonrechter is in deze situatie dan ook geen sprake van schending van de zorgplicht door Gom. De vorderingen worden afgewezen.