Rechtspraak
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 9 februari 2023
ECLI:NL:RBAMS:2023:393
Feiten
Werkneemster is per 1 november 2014 in dienst getreden bij werkgever in de functie van hairstylist voor 24 uur per week. Werkneemster heeft zich op 21 juli 2020 ziek gemeld. Na de ziekmelding heeft zij niet meer gewerkt. Werkgever heeft werkneemster bij brief van 6 augustus 2021 meegedeeld dat zij zonder geldige reden niet meewerkt aan het opstellen, evalueren en/of bijstellen van een plan van aanpak en dat dit kan leiden tot een loonsanctie. Bij brief van maandag 23 augustus 2021 heeft werkgever aan werkneemster meegedeeld dat hij het loon stopzet als ze niet uiterlijk donderdag 26 augustus 2021 haar akkoord heeft gegeven op het eerstejaars evaluatieformulier. Tevens heeft hij verzocht dat ze meewerkt aan het opstellen van een nieuw plan van aanpak en stelt hij voor dat ze in het kader van re-integratie in spoor 1 begint met lichte werkzaamheden gedurende één uur per dag. In de brief heeft werkgever voorgesteld dat werkneemster op vrijdag 27 augustus 2021 van 11:00 tot 12:00 uur op het werk komt om aan de werksfeer te proeven. Werkneemster is op 27 augustus 2021 niet verschenen, waarna werkgever het loon heeft stopgezet. Werkneemster heeft bij dagvaarding van 20 oktober 2021 in kort geding een loonvordering ingesteld met betrekking tot het loon in de periode dat de loonstop toen reeds duurde. Deze vordering is bij vonnis van 2 december 2021 afgewezen. In het vonnis is onder meer overwogen dat werkneemster onvoldoende heeft onderbouwd dat haar loonvordering ook zonder deskundigenverklaring dient te worden toegewezen, als ook omdat zij geen gevolg heeft gegeven aan een redelijk verzoek van werkgever om op 27 augustus 2021 gedurende één uur op het werk te verschijnen. Werkneemster heeft op 8 december 2021 een deskundigenoordeel aangevraagd. In het rapport van 17 januari 2022 heeft de arbeidsdeskundige naar aanleiding van de aanvraag van werkneemster van 8 december 2021 geoordeeld dat de re-integratie-inspanningen van werkgever voldoende zijn. De arbeidsdeskundige concludeert dat werkgever zijn regierol heeft gepakt maar dat na diverse waarschuwingen een loonstop volgde, die door de rechter werd bevestigd. Zowel de bedrijfsarts als de arbeidsdeskundige bevestigt dat er geen beletsel bestaat voor het opdoen van re-integratietaken bij de eigen werkgever naast een tweedespoortraject. Werkgever heeft de loonbetaling vanaf 25 maart 2022 weer opgestart. Werkneemster heeft op 23 mei 2022 een deskundigenoordeel aangevraagd ten aanzien van haar eigen re-integratie-inspanningen, maar deze aanvraag is niet in behandeling genomen omdat reeds een aanvraag voor een WIA-uitkering was gedaan. Werkneemster vordert in deze zaak dat werkgever veroordeeld zal worden om haar alsnog het salaris in de periode van de loonstop te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Oordeel
In onderhavige zaak heeft werkgever betwist dat werkneemster over de periode van de loonstop haar re-integratieverplichtingen is nagekomen. Dat deed hij ook in de procedure die heeft geleid tot het vonnis in kort geding van 2 december 2021. Weliswaar heeft werkneemster alsnog op 12 december 2021 een deskundigenverklaring aangevraagd maar niet over de vraag of zij voldoende re-integratie-inspanningen verrichtte en/of van haar kan worden gevergd te re-integreren in spoor 1, hetgeen gelet op het vonnis van 2 december 2021 wel voor de hand had gelegen. Uit de door werkneemster wel aangevraagde verklaring van 17 januari 2023 volgt overigens dat werkgever wel voldeed aan zijn re-integratieverplichtingen. In deze situatie, daarbij meewegende de omstandigheid dat werkneemster pas op 23 mei 2022 een wel relevante deskundigenverklaring heeft aangevraagd waarvoor het op dat moment reeds te laat was, wordt geoordeeld dat het ontbreken van een dergelijke verklaring met betrekking tot de periode van de loonstop wel van werkneemster had kunnen worden gevergd en dat het ontbreken daarvan leidt tot het afwijzen van de vordering tot loonbetaling.