Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/werkgever
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Tilburg), 15 februari 2023
ECLI:NL:RBZWB:2023:1031
Ontslag op staande voet wegens schoonmaken in privétijd bij werknemers van de relaties van werkgever niet rechtsgeldig. Toekenning transitievergoeding en vergoeding voor onregelmatige opzegging.

Feiten

Werkneemster is met ingang van 12 juli 2021 op basis van een arbeidsovereenkomst voor de duur van één jaar als oproepkracht bij werkgever in dienst getreden in de functie van schoonmaakster. Nadat een jaar was verstreken heeft werkneemster haar werkzaamheden voor werkgever voortgezet zonder dat partijen opnieuw een schriftelijke arbeidsovereenkomst zijn aangegaan. In artikel 16 van de arbeidsovereenkomst is bepaald dat het werkneemster niet is toegestaan om binnen twee jaar na beëindiging van de arbeidsovereenkomst een soortgelijke onderneming te exploiteren. Daarnaast is het werkneemster niet toegestaan om tijdens en na beëindiging van de arbeidsovereenkomst werkzaam te zijn voor relaties van werkgever. Op 18 augustus 2022 is werkneemster door werkgever op staande voet ontslagen. De reden hiervan is het zonder toestemming en mededeling zwart bijwerken bij meerdere klanten van werkgever. Werkneemster verzoekt voor recht te verklaren dat artikel 16 in de arbeidsovereenkomst nietig is alsmede toekenning van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een transitievergoeding. Aan deze verzoeken legt werkneemster ten grondslag dat gelet op artikel 7:653a BW, het bepaalde in artikel 16 van de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is en dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is aangezien er geen sprake is van een dringende reden.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. Vastgesteld wordt dat het betreffende beding zowel een concurrentiebeding als een relatiebeding omvat. Werkneemster betoogt allereerst dat het beding in ieder geval niet rechtsgeldig is gedurende de tijd dat er tussen partijen een arbeidsovereenkomst heeft bestaan. Zij baseert dit op artikel 7:653a BW. Overwogen wordt dat artikel 7:653a lid 1 BW met ingang van 1 augustus 2022 in werking is getreden. Aangezien aan deze wettelijke bepaling geen terugwerkende kracht toekomt, kan tot die datum, op deze grond geen sprake zijn van nietigheid van het beding. Niettemin acht de kantonrechter het beding nietig, omdat het is opgenomen in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zonder daarin een schriftelijke motivering op te nemen waaruit blijkt dat het beding noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen. Als tweede ligt ter beoordeling voor de vraag of het aan werkneemster verleende ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven. Aan het ontslag heeft werkgever ten grondslag gelegd: “het zonder toestemming en mededeling zwart bijwerken bij meerdere klanten van werkgever”. Tevens is aan het ontslag ten grondslag gelegd dat er sprake is van het grovelijk veronachtzamen van plichten die artikel 16 van de arbeidsovereenkomst aan werkneemster oplegt. Ter zitting is duidelijk geworden dat drie personen voor wie werkneemster buiten het dienstverband met werkgever schoonmaakwerkzaamheden heeft verricht medewerkers zijn van relaties van werkgever maar dat zij zelf, in privé, geen relatie van werkgever zijn. Werkgever ontvangt van hen geen opdrachten voor schoonmaakwerkzaamheden in hun privéhuishoudens en factureert hen ook niet. Aldus heeft werkgever ten onrechte aan het ontslag ten grondslag gelegd dat werkneemster het beding in artikel 16 van de arbeidsovereenkomst heeft overtreden. De conclusie is daarom dat een dringende reden voor het ontslag op staande voet ontbreekt, zodat het niet rechtsgeldig is gegeven. Werkgever heeft de arbeidsovereenkomst opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW en is daarom een vergoeding voor onregelmatige opzegging aan werkneemster ter hoogte van € 1.664,00 bruto verschuldigd. Tevens wordt werkgever veroordeeld de transitievergoeding (€ 600,89 bruto) aan werkneemster te betalen.