Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgeefster/werknemer
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Leeuwarden), 21 februari 2023
ECLI:NL:GHARL:2023:1613
Uitkering van ongevallenverzekering komt werknemer toe, die in privétijd een ongeval heeft gehad. Werkgeefster heeft bij werknemer het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat de uitkering van de verzekering zou worden doorbetaald aan werknemer.

Feiten

Werkgeefster is een assurantiekantoor en heeft voor haar medewerkers en haar directielid X een collectieve ongevallenverzekering afgesloten. Op die verzekering is werkgeefster verzekeringnemer en begunstigde en zijn de medewerkers en X de verzekerden. Werknemer is op 7 mei 2013 bij werkgeefster in dienst getreden als pensioenspecialist voor 8 uur per week. Daarnaast verrichtte werknemer ook werkzaamheden voor zijn eigen onderneming. Op 15 juni 2018 heeft werknemer een hoge dwarslaesie opgelopen als gevolg van een val van een paard. Het ongeval vond plaats in Engeland. De procedure in Engeland tot het verkrijgen van schadevergoeding van de eigenaar van de hond heeft (nog) niet tot resultaat geleid. Werknemer heeft door het ongeval blijvend letsel opgelopen en is daardoor blijvend arbeidsongeschikt geraakt. Werkgeefster heeft op 24 augustus 2018 het ongeval gemeld bij De Amersfoortse en aanspraak gemaakt op een uitkering op grond van de collectieve ongevallenverzekering. Gedurende de behandeling van de claim heeft De Amersfoortse rechtstreeks contact gehad met (de belangenbehartiger van) werknemer. In een e-mailbericht van 23 september 2020 heeft De Amersfoortse aan werknemer laten weten dat zij ten gevolge van de blijvende invaliditeit van werknemer € 68.067 uitkeert, te vermeerderen met € 2.450,33 aan rente. Werknemer heeft werkgeefster verschillende keren verzocht om de uitkering uit de ongevallenverzekering aan hem over te maken, maar werkgeefster heeft niet aan dat verzoek voldaan. De arbeidsovereenkomst tussen partijen is geëindigd op 1 juli 2021. Kern van de zaak vormt de vraag of werkgeefster inderdaad gehouden is tot doorbetaling aan werknemer van de door haar ontvangen uitkering, of niet. De kantonrechter heeft de vordering van werknemer om werkgeefster te veroordelen tot die doorbetaling toegewezen. Volgens de kantonrechter heeft werkgeefster bij werknemer de gerechtvaardigde verwachting gewekt dat werkgeefster een uit de ongevallenverzekering te ontvangen uitkering aan hem zou doorbetalen. Daaruit is voor werkgeefster de verplichting ontstaan om de uitkering ook door te betalen. Werkgeefster heeft tegen dat vonnis hoger beroep ingesteld.

Oordeel

Als een werkgever een collectieve ongevallenverzekering afsluit met zijn medewerkers als verzekerden, is dat meestal om ten behoeve van een medewerker die een ongeval heeft gehad een uitkering te kunnen verkrijgen. Werkgeefster bemiddelt ook zelf in de totstandkoming van ongevallenverzekeringen. Als het standaard zou zijn dat een uitkering ten goede komt aan de werkgever dan had in de rede gelegen dat De Amersfoortse in haar correspondentie met werknemer niet zou hebben gesproken over “uw claim”, maar over “de claim van uw werkgever”. Bovendien zou voor de hand hebben gelegen om de correspondentie dan ook te laten verlopen via werkgeefster. Zeker omdat werknemer zelf geen partij is bij de ongevallenverzekering en daaruit voor hem dus ook geen (informatie)verplichtingen jegens De Amersfoortse voortvloeiden. Uit het verzoek om die informatie te verstrekken mocht hij in de gegeven omstandigheden dan afleiden dat het om zijn belang ging. Dat het verzoek niet van werkgeefster zelf afkomstig was (maar van De Amersfoortse), maakt het niet anders. Werknemer mocht daarom op zichzelf de verwachting hebben dat een uitkering onder de ongevallenverzekering aan hem ten goede zou komen. Die verwachting werd in dit geval versterkt doordat (a) correspondentie rechtstreeks werd gevoerd tussen De Amersfoortse en (de belangenbehartiger van) werknemer en (b) in die correspondentie ook werd gesproken over een claim van werknemer. Werknemer kon daaruit redelijkerwijs afleiden dat het inderdaad ging om een uitkering aan hem. Voor werknemer hoefde op zichzelf niet kenbaar te zijn dat sprake was van kosten voor werkgeefster waarvoor zij zich zou willen verhalen op de ongevallenuitkering. Ook hoefde voor hem niet kenbaar te zijn dat werkgeefster een onderscheid zou maken tussen een arbeidsongeval en een ongeval in de privésfeer. Ook de verzekering zelf maakt daarin geen onderscheid. Onder de gegeven omstandigheden had het daarom op de weg van werkgeefster gelegen om werknemer tijdig te berichten dat een uitkering onder de ongevallenverzekering toch niet aan hem zou worden doorbetaald. Werkgeefster had dat in ieder geval moeten doen voordat werknemer werd verzocht om medische informatie te verstrekken. Vast staat echter dat werkgeefster voordat zij als begunstigde op de polis de uitkering ontving en werknemer vroeg om doorbetaling, niet op enig moment aan werknemer heeft laten weten dat een uitkering alleen voor haar zelf bestemd zou zijn. Werkgeefster heeft er ook geen duidelijke verklaring voor kunnen geven, waarom zij dat niet uit zichzelf en op een eerder moment heeft gedaan. Daarmee heeft zij niet gehandeld zoals van haar als goed werkgever mocht worden verwacht. Het uitblijven van een dergelijke mededeling heeft juist bijgedragen aan de gerechtvaardigde verwachting, en, zoals werknemer dat zelf ook benoemt, het gerechtvaardigd vertrouwen dat werknemer mocht hebben dat een uitkering voor hem bestemd zou zijn en dus aan hem zou worden doorbetaald.