Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 15 februari 2023
ECLI:NL:RBROT:2023:1638
Feiten
Tussen werknemer en Ooijkaas Vastgoedservice B.V. (hierna: Ooijkaas) bestond een arbeidsovereenkomst, die door middel van een vaststellingsovereenkomst per 1 november 2022 is geëindigd. Partijen zijn overeengekomen dat Ooijkaas uiterlijk 30 november 2022 een eindafrekening, waaronder een beëindigingsvergoeding van € 5.077,33 zou uitbetalen aan werknemer. Uit de eindafrekening volgt dat Ooijkaas € 3.646,26 aan werknemer moet betalen, maar zij heeft dit bedrag nog niet betaald. Werknemer vordert Ooijkaas te veroordelen aan hem te betalen € 3.646,26 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging. Daarnaast moet Ooijkaas volgens werknemer de (buiten)gerechtelijke kosten die werknemer heeft gemaakt vergoeden.
Oordeel
Ooijkaas is niet verschenen bij de mondelinge behandeling, zodat verstek wordt verleend. Ooijkaas wordt veroordeeld tot het betalen van het bedrag van € 3.646,26 netto. De over dit bedrag geëiste wettelijke rente wordt daarom toegewezen. De wettelijke verhoging wordt alleen toegewezen over het loon (€ 756,24 netto) en niet over de beëindigingsvergoeding. De gemachtigde van werknemer heeft geprobeerd om buiten deze procedure om Ooijkaas tot betaling te laten overgaan. Werknemer heeft daarom recht op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. Ooijkaas wordt veroordeeld in de proceskosten.