Rechtspraak
Feiten
Werknemer is op 2 februari 2021 bij werkgever in dienst getreden in de functie van administratief medewerker/consultant voor 40 uur per week tegen een salaris van € 3.375 bruto per maand (inclusief vakantiegeld). De arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd liep tot 1 mei 2022 en is van rechtswege verlengd met een jaar, tot 1 mei 2023. Werknemer heeft op 9 augustus 2022 via WhatsApp zijn ontslag per 1 september 2022 ingediend. Werkgever verzoekt veroordeling van werknemer tot betaling van € 3.375. Werkgever legt aan dit verzoek ten grondslag dat werknemer, door de arbeidsovereenkomst begin augustus 2022 op te zeggen tegen 1 september 2022, de voor hem geldende opzegtermijn niet in acht heeft genomen, op grond waarvan werknemer een gefixeerde schadevergoeding verschuldigd is aan werkgever. Werknemer stelt dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen is beëindigd met wederzijds goedvinden, zodat geen sprake is van een onregelmatige opzegging.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. De stelling van werknemer dat de arbeidsovereenkomst is beëindigd met wederzijds goedvinden, wordt door de kantonrechter niet gevolgd. Dit valt naar haar oordeel niet af te leiden uit de overgelegde (WhatsApp-)correspondentie tussen partijen. Wel volgt hieruit dat er tussen partijen is gesproken over een beëindiging met wederzijds goedvinden, maar kennelijk hebben zij uiteindelijk niet tot overeenstemming kunnen komen. Uit het WhatsApp-bericht van 9 augustus 2022 van werknemer kan een opzegging van de arbeidsovereenkomst per 1 september 2022 worden afgeleid. Opzegging diende te geschieden tegen het einde van de maand met inachtneming van een opzegtermijn van één maand. Werknemer heeft de arbeidsovereenkomst dan ook niet tijdig opgezegd. De gefixeerde schadevergoeding van € 3.375 (loon inclusief 8% vakantiegeld over de maand september 2022) is op grond van het voorgaande toewijsbaar.