Naar boven ↑

Rechtspraak

Federatie Nederlandse Vakbeweging c.s./ASML Netherlands B.V.
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie Eindhoven), 2 maart 2023
ECLI:NL:RBOBR:2023:744
Uitleg cao. Werknemers hebben niet tweemaal recht op de vergoeding voor de vakbondscontributie. Op grond van het Principeakkoord was werkgeefster niet te laat met de betaling van een eenmalige uitkering.

Feiten

ASML Netherlands B.V. (hierna: ASML) is als lid van de FME op grond van het bepaalde in de Wet op de cao gebonden aan de inhoud van de cao’s in de bedrijfstak van de Metalektro. Tussen de bonden enerzijds en ASML anderzijds is een verschil van mening ontstaan over de toepassing van een tweetal cao-bepalingen die zien op het vergoeden van de vakbondscontributie over 2019 door de werkgever. Het betreft de artikelen 3.7.8 en 6.7.1 van de cao Metalektro basis 2018/2020 (verder: cao-basis) en de (gelijkluidende) artikelen 3.3.2 en 6.5 van de cao Metalektro Hoger Personeel (verder: cao-HP). De discussie tussen partijen ziet op de vraag of de werknemers die op 1 januari 2019 lid waren van een vakbond, recht hebben op beide regelingen dan wel dat zij een keuze uit een van die regelingen moe(s)ten maken. De bonden menen dat de twee artikelen naast elkaar moeten worden toegepast. ASML betwist dat. Het tweede geschilpunt ziet op de vraag of ASML wettelijke verhoging en wettelijke rente verschuldigd is omdat zij de eenmalige uitkering die volgens het Principeakkoord op 1 oktober 2021 moest worden betaald pas op 25 oktober 2021 heeft betaald.

Oordeel

Uitleg cao-bepalingen over vergoeding vakbondscontributie

In de cao’s Metalektro 2018/2020 is een tweetal bepalingen met betrekking tot de vakbondsbijdrage opgenomen. Een algemene bepaling (generalis), opgenomen in artikel 6.7.1 cao-basis (respectievelijk artikel 6.5 cao-HP) en een speciale bepaling opgenomen in artikel 3.7.8 cao-basis (respectievelijk artikel 3.3.2. cao-HP). Uit de cao 2018/2020 blijkt niet wat de achterliggende reden is geweest voor het opnemen van een specifieke bepaling voor werknemers die op 1 januari 2019 lid waren van een vakbond. Wat daar echter ook van zij: werknemers die na die datum lid zijn geworden van een vakbond en/of na die datum in dienst zijn getreden van ASML hebben niet 'automatisch' recht op de nettovergoeding van de vakbondscontributie (op grond van artikel 3.7.8 respectievelijk 3.3.2), maar kunnen die contributie uitsluitend vergoed krijgen binnen de kaders van de werkkostenregeling. In zoverre hebben werknemers die op 1 januari 2019 lid waren van een vakbond een keuze (tussen twee cao-bepalingen) die de overige werknemers/vakbondsleden niet hebben. Naar het oordeel van de kantonrechter kan uit de cao-bepalingen niet worden afgeleid dat werknemers die op 1 januari 2019 lid waren van een vakbond en in dienst waren van ASML tweemaal recht hebben op vergoeding van de contributie over 2019. Artikel 3.7.8 cao-basis (respectievelijk artikel 3.3.2. cao-HP) is opgenomen in het hoofdstuk dat ziet op ‘Toeslagen en vergoedingen’. De strekking van die vergoedingen ziet op een vergoeding van daadwerkelijk gemaakte kosten. Is de contributie netto vergoed dan is aan die strekking voldaan. De door de bonden voorgestane uitleg zou ertoe leiden dat de vakbondscontributie over 2019 twee keer vergoed zou worden en de betreffende werknemer derhalve meer kosten vergoed krijgt dan hij gemaakt heeft. Naar het oordeel van de kantonrechter is dat niet te verenigen met de objectief kenbare strekking van de regeling, te weten: vergoeding van (daadwerkelijk) gemaakte kosten.

Tijdstip betaling eenmalige uitkering

De bonden baseren hun vordering primair op het op 14 juli 2021 met FME gesloten principeakkoord. Anders dan de bonden menen, geldt dit akkoord alleen tussen de bonden en FME maar zijn individuele werkgevers en werknemers er (nog) niet aan gebonden. Een principeakkoord heeft niet de rechtskracht van een cao, zodat de door de bonden aangehaalde uitspraak van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2018:980) niet van toepassing is. Uit de jurisprudentie volgt verder dat pas na aanmelding bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, overeenkomstig artikel 4 lid 3 Wet op de Loonvorming, sprake is van een in werking getreden cao. Omdat ASML op 1 oktober 2021 (nog) niet rechtstreeks was gebonden aan het Principeakkoord, was zij niet verplicht de eenmalige uitkering al op die datum uit te betalen. Van verzuim is dus geen sprake.