Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 13 maart 2023
ECLI:NL:RBROT:2023:2137
Feiten
Het verzoek van werknemer kan worden behandeld als deelgeschil. Werknemer stelt dat hij schade door letsel heeft. Partijen hebben voor deze procedure contact met elkaar gehad, maar van onderhandelen is het niet gekomen – onder andere – omdat Cloetta en Chubb (de verzekeraar van Cloetta) aansprakelijkheid afwijzen. Dat betekent dat een oordeel van de rechter over de aansprakelijkheid onderhandelingen tussen partijen op gang zou kunnen brengen en dus (theoretisch) zou kunnen leiden tot de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst.
Oordeel
Werknemer stelt dat hij op 1 december 2019 tijdens zijn werk bij Cloetta een arbeidsongeval heeft gehad. Cloetta en Chubb betwisten dat. De rechter stelt vast dat er geen getuigen waren en geen zichtbare aanwijzingen dat er een ongeval had plaatsgevonden. Maar het staat wel vast dat werknemer op 1 december 2019 tijdens zijn werk aan zijn leidinggevende heeft gemeld dat hij zijn pols heeft bezeerd door – kort gezegd – een val van de bordestrap. Ook blijkt uit het medisch dossier van werknemer dat hij diezelfde avond naar de huisarts is geweest en is doorverwezen naar de spoedeisende hulp. De rechter is van oordeel dat hieruit voldoende volgt dat werknemer op 1 april 2019 een arbeidsongeval is overkomen. Dat in de verschillende verklaringen van werknemer verschillen staan over de gebeurtenis is niet voldoende voor twijfel over het plaatsvinden van het ongeval. Het staat verder vast dat werknemer schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden; in ieder geval zorgkosten (eigen risico). De kantonrechter oordeelt dat de eisen van redelijkheid en billijkheid meebrengen dat toepassing van de bijzondere bewijslastverdeling van artikel 7:658 lid 2 BW niet geldt voor de laatste ‘verklaring’. In de eerste drie verklaringen stelde werknemer namelijk dat sprake was geweest van het ‘van de trap vallen’. In de laatste verklaring had hij het plots over ‘met trap en al vallen’. Het is dan ook aan werknemer om te bewijzen dat hij met trap en al is gevallen. Een bewijsopdracht daartoe wordt echter niet gegeven, omdat dit scenario zo onaannemelijk is dat wordt vastgesteld dat het zo niet is gegaan. Cloetta dient dan ook voor de eerste drie scenario’s aan te tonen dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan. De kantonrechter oordeelt dat Cloetta voldoende heeft aangetoond dat zij in algemene zin voldoende maatregelen heeft getroffen om het gevaar van vallen op de werkvloer tegen te gaan. Het staat vast dat werknemer al vanaf oktober 2018 op die afdeling werkzaam was en hij verklaart zelf dat hij op 1 december 2019 de hele dag door een ervaren medewerker werd begeleid. Het is niet duidelijk wat Cloetta nog meer had moeten doen als het (wel) zijn eerste werkdag in een nieuwe functie was. Werknemer heeft verder ook niet betwist dat hij veiligheidsschoenen aan had. Als er onverhoopt wel ongevallen op de werkvloer gebeuren, dan zijn er acties vastgelegd om herhaling te voorkomen in het document ‘Escalatie Health, Safety of Environmental incident.’ Dit is ook daadwerkelijk toegepast. De eerste lezing is dat werknemer de tweede trede heeft gemist. De kantonrechter oordeelt dat traplopen in beginsel een alledaagse activiteit is, waar Cloetta in beginsel geen andere instructies voor hoefde te geven. De tweede lezing is dat werknemer van het bordes is gevallen toen hij zich omdraaide. Daarvoor geldt hetzelfde als hiervoor overwogen. Bovendien is hier relevant dat de trap was goedgekeurd. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat Cloetta heeft aangetoond dat zij heeft voldaan aan haar zorgplicht. Het verzoek wordt afgewezen.