Rechtspraak
Feiten
Werknemer is op 3 oktober 2022 in dienst getreden van werkgever in de functie van machinist grondwerker tegen een salaris van € 2.647,92 per maand (exclusief vakantiegeld). In de arbeidsovereenkomst is bepaald dat de overeenkomst is aangaan voor de duur van een project en is een proeftijd van twee maanden overeengekomen. Bij e-mail van 10 november 2022 stuurt werkgever aan werknemer een ontslagbrief. In deze ontslagbrief, gedateerd op 25 oktober 2022, staat – kort samengevat – dat aan werknemer op 24 oktober 2022 is medegedeeld dat hij naar mening van werkgever niet aan de functie-eisen voldoet en dat daarom is besloten om het dienstverband per die dag en binnen de overeengekomen proeftijd te beëindigen. Werknemer verzoekt onder meer vernietiging van de opzegging en betaling van het (achterstallig) loon, vermeerderd met de wettelijke verhoging en wettelijke rente. Volgens werknemer is niet rechtsgeldig opgezegd, nu uit de van toepassing zijnde cao ‘Bouw & Infra’ die op 2 september 2021 algemeen verbindend is verklaard, volgt dat geen proeftijd kan worden overeengekomen bij een contract voor de duur van een bepaald traject. Daarnaast is de overeengekomen proeftijd nietig op grond van de wet. Werkgever voert verweer en stelt dat werknemer (meermaals) schade heeft gereden met de bedrijfswagen en ook ten onrechte privé heeft gereden en/of getankt, terwijl dit niet mocht. Werkgever erkent nog een maandsalaris aan werknemer verschuldigd te zijn, maar wenst de door hem geleden schade te verrekenen met dit maandloon.
Oordeel
De kantonrechter is van oordeel dat de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is opgezegd en overweegt daartoe als volgt. De wet bepaalt dat de proeftijd bij een contract voor bepaalde tijd zonder einddatum gesteld op een kalenderdatum, slechts mogelijk is voor de duur van één maand. Indien partijen een onjuiste duur zijn overeengekomen, leidt dit tot nietigheid van het proeftijdbeding. Verder is gesteld noch gebleken dat een andere wijze van rechtsgeldige opzegging heeft plaatsgevonden. De opzegging zal daarom worden vernietigd. Dit brengt met zich dat ook de overige verzoeken toewijsbaar zijn. Werknemer is door de vernietiging van de opzegging immers nog steeds in dienst van werkgever en het salaris moet worden doorbetaald totdat een rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst heeft plaatsgevonden. Gelet op de omstandigheid dat werknemer vanaf medio december inkomsten uit ander werk heeft verworven en daarmee zijn inkomensverlies enigszins heeft kunnen compenseren, acht de kantonrechter het billijk over het achterstallig loon een wettelijke verhoging van 5% toe te kennen. Het verzoek van werkgever om de door hem geleden schade aan de bedrijfswagen te verrekenen met het achterstallig loon wordt gepasseerd. Het verzoek en de door werkgever geleden schade zijn niet onderbouwd en zijn bovendien door werknemer ter zitting weersproken. Daarnaast is niet gebleken van opzet of bewuste roekeloosheid van werknemer. Werkgever wordt tot slot veroordeeld tot het aanmelden en afdragen van premies/bedragen aan het pensioenfonds (bpfBouw).