Naar boven ↑

Rechtspraak

Nationale-Nederlanden Schadeverzekering MIJ N.V./N.V. Verzekering maatschappij Woudsend
Hoge Raad (Locatie Den Haag), 16 september 1994
ECLI:NL:HR:1994:ZC1445
Tussen ‘vakantiewerker’ en bloembollenkweker is sprake van een gezagsverhouding. Het enkele feit dat vakantiewerker een zekere vrijheid had om al dan niet op zijn werk te verschijnen, brengt nog niet mee dat een gezagsverhouding ontbrak.

Feiten

Op 19 augustus 1988 heeft te Oosterend op Texel een verkeersongeval plaatsgevonden, waarbij een door Y bestuurde bestelwagen uit een bocht in de weg is gevlogen. Bij dit ongeval is een inzittende, hierna X, gewond geraakt. Zowel X als Y was toentertijd als ‘vakantiewerker’ werkzaam bij een bloembollenkweker, die de hem toebehorende bestelbus door X liet besturen. De kweker had de burgerrechtelijke aansprakelijkheid waartoe het motorrijtuig in het verkeer aanleiding kon geven, verzekerd bij Woudsend. Nationale-Nederlanden heeft op grond van een verzekeringsovereenkomst de door X naar aanleiding van het ongeval gemaakte ziektekosten tot een bedrag van ƒ 47.038,41 aan deze vergoed. Nationale-Nederlanden zoekt in deze procedure verhaal op Woudsend. Deze heeft als verweer aangevoerd dat X als werknemer in dienst van de bloembollenkweker op grond van de Ziekenfondswet verplicht verzekerd was en dat ingevolge artikel 83a van die wet de rechter bij de vaststelling van de schadevergoeding waarop een verzekerde naar burgerlijk recht aanspraak kan maken ter zake van een ongeval, rekening moet houden met de aanspraken die de verzekerde krachtens de Ziekenfondswet heeft. Nu X — aldus Woudsend — krachtens deze wet aanspraak had op vergoeding van de kosten van zijn herstel, kon hij op grond van voormelde wetsbepaling die herstelkosten niet vorderen van degene die naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schadelijke gevolgen van het hem overkomen ongeval, hetgeen volgens Woudsend meebrengt dat Nationale-Nederlanden ter zake van die kosten geen regresvordering toekomt. Nationale-Nederlanden betwist dat de inzittende werknemer was in de zin van de Ziekenfondswet, omdat tussen hem en de bloembollenkweker geen gezagsverhouding had bestaan. Subsidiair heeft zij dit verweer bestreden met het betoog dat X zich niet overeenkomstig artikel 5 lid 1 van de Ziekenfondswet had aangemeld bij een ziekenfonds en dat, ook al zou hij jegens een ziekenfonds aanspraak kunnen maken op vergoeding van ziektekosten, zulks voor X de mogelijkheid onverlet liet om zijn particuliere ziektekostenverzekering in stand te laten en daarmee de mogelijkheid voor zijn ziektekostenverzekeraar om regres te nemen voor de hem vergoede kosten van herstel. De rechtbank heeft geoordeeld dat tussen X en de bloembollenkweker een gezagsverhouding bestond ten tijde van het ongeval en dat X aldus werknemer was. De rechtbank kwam tot de slotsom dat X op grond van de Ziekenfondswet aanspraken geldend kon maken, dat Nationale-Nederlanden op grond van haar polisvoorwaarden niet gehouden was aan X diens ziektekosten te vergoeden en dat Nationale-Nederlanden derhalve niet is gesubrogeerd in de rechten van X en geen regres kan nemen op Woudsend voor de door haar aan X verrichte uitkeringen. Het hof heeft de uitspraak van de rechtbank bekrachtigd. Nationale-Nederlanden heeft beroep in cassatie ingesteld.

Oordeel

De Hoge Raad oordeelt als volgt. Het oordeel dat tussen X en de bloembollenkweker een gezagsverhouding heeft bestaan, berust kennelijk hierop dat het hof, evenals de rechtbank, uit getuigenverklaringen heeft afgeleid dat blijkens de wijze waarop de kweker en de bij hem werkzame vakantiewerkers uitvoering hebben gegeven aan de tussen hen gesloten overeenkomst, die vakantiewerkers, wat de inhoud van hun werk betreft, onderworpen waren aan de zeggenschap van de kweker en partijen aldus aan die overeenkomst een inhoud hebben gegeven, die mogelijk afwijkt van wat hun blijkens het door hen gebezigde formulier aanvankelijk op dit punt voor ogen heeft gestaan. Deze gevolgtrekking is in het licht van de getuigenverklaringen niet onbegrijpelijk of ongenoegzaam gemotiveerd en geeft ook niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Uit 's hofs overweging dat het enkele feit dat X een zekere vrijheid had om al dan niet op zijn werk te verschijnen, nog niet meebrengt dat een gezagsverhouding ontbrak, blijkt ook niet dat het hof is uitgegaan van een onjuiste opvatting omtrent het begrip gezagsverhouding. De Hoge Raad is wel van oordeel dat het hof op onjuiste gronden heeft geoordeeld dat aan Nationale-Nederlanden geen regres toekomt ter zake van de door haar aan X vergoede kosten van herstel. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het Hof Den Haag en verwijst het geding naar het Hof Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing.