Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Primark Netherlands B.V.
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 24 februari 2023
ECLI:NL:RBAMS:2023:1065
Beschikking waarin werkgever is veroordeeld werknemer weer tot het werk toe te laten niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard. In kort geding volgt een veroordeling van gelijke inhoud als die van de beschikking.

Feiten

Werknemer is werkzaam bij Primark in de functie van storemanager. Op 6 juli 2022 ontving Primark van 3 werknemers een melding van grensoverschrijdend gedrag van werknemer, waarna hij op 7 juli 2022 op non-actief is gesteld. In de weken hierna heeft Primark nog meer meldingen ontvangen. Primark heeft Hoffmann Bedrijfsrecherche opdracht gegeven om deze meldingen te onderzoeken. Tussen partijen is een bodemprocedure aanhangig geweest bij deze rechtbank, waarin is verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met werknemer. Werknemer heeft bij wijze van tegenverzoek verzocht om Primark te veroordelen hem weer toe te laten tot zijn werk. Het verzoek van Primark is bij beschikking van 19 december 2022 afgewezen en dat van werknemer is toegewezen, omdat Primark naar aanleiding van het onderzoek van Hoffmann Bedrijfsrecherche heeft geconcludeerd dat een groot aantal punten dat door melders naar voren is gebracht niet kan worden beschouwd als grensoverschrijdend, of anderszins verwijtbaar gedrag en dat er aanwijzingen zijn dat sprake is van samenspanning met twijfelachtig motief. Primark heeft op 17 januari 2023 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking. Primark heeft een verklaring van de centrale vertrouwenspersoon in het geding gebracht waarin staat dat een grote groep werknemers enorm angstig is dat werknemer zal terugkeren. Primark heeft ook een verklaring van de areamanager in het geding gebracht waarin staat dat zij veel problemen voorziet als werknemer terugkeert. Werknemer vordert in conventie de beschikking van 19 december 2022 uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Primark heeft gevorderd, voor het geval de vordering wordt toegewezen, te bepalen dat werknemer zijn werkzaamheden dient te hervatten in een ander filiaal.

Oordeel

Dat in de aanhangige hogerberoepsprocedure bij wijze van incident een vordering tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de beschikking kan worden ingesteld, staat er niet aan in de weg dat een dergelijke vordering ook in kort geding kan worden ingesteld. Werknemer is ontvankelijk in zijn vordering, omdat in de beschikking geen beslissing is genomen over de uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar dient te zijn en zonder de voorwaarde van zekerheidstelling ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen. De kantonrechter heeft in de beschikking overwogen dat de vrijheid van ondernemerschap niet in de weg staat aan de terugkeer van werknemer in het filiaal in Amsterdam. In dit geval weegt het belang van werknemer bij het ten uitvoer leggen van de beschikking hangende de hogerberoepsprocedure zwaarder dan het belang van Primark bij behoud van de bestaande toestand. De op non-actiefstelling werkt diffamerend en het is niet uitgesloten dat pas in het eerste kwartaal van 2024 in de hogerberoepsprocedure wordt beslist. Dit zal werknemers terugkeer bij Primark zodanig bemoeilijken dat de kans reëel is dat zijn vertrek tegen die tijd een voldongen feit is. Primark heeft aangevoerd dat de gemoederen na het wijzen van de beschikking hoog zijn opgelopen, omdat werknemers bang zijn dat werknemer zal terugkeren op de werkvloer en hun veiligheid dan niet kan worden gegarandeerd. Die angstgevoelens zijn – zo blijkt uit de bevindingen van Hoffman – echter niet objectief gerechtvaardigd gebleken. Het had op de weg van Primark gelegen om na het rapport van Hoffmann en de beschikking van de kantonrechter het personeel dat angstgevoelens heeft duidelijk te maken dat er geen aanwijzingen zijn voor seksueel overschrijdend gedrag door werknemer. Het lijkt erop dat Primark de angstgevoelens in stand houdt. De kantonrechter begrijpt dat Primark het van zeer groot belang vindt dat de rust wederkeert op de werkvloer. Daarbij kan echter niet uit het oog verloren worden dat die onrust in de eerste plaats is ontstaan door de onjuist gebleken aantijgingen van grensoverschrijdend gedrag waarvan werknemer het slachtoffer is geworden terwijl Primark niets heeft gedaan om in aanwezigheid van werknemer het gesprek aan te gaan met het personeel dat bang voor hem is. De vorderingen van werknemer zullen worden toegewezen. De vordering in reconventie van Primark wordt afgewezen.