Rechtspraak
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 17 februari 2023
ECLI:NL:RBLIM:2023:1764
Feiten
Werkgeefster houdt zich bezig met het verwerken en leveren van vleeswaren, maaltijdcomponenten en salades aan de verschillende slagerijvestigingen en met het in retail brengen van die producten. Werknemer is sinds 14 september 2018 krachtens arbeidsovereenkomst in dienst van werkgeefster als productieslager. Eind juni 2022 hebben partijen schriftelijke afspraken gemaakt over een proefperiode van drie maanden passend werk in de kruidenkamer. Het salaris voor die functie is lager. Op 27 september 2022 heeft werknemer een gesprek gevoerd met zijn leidinggevende waarin hij (wederom) te kennen geeft het niet eens te zijn met de in het vooruitzicht gestelde loonsverlaging, waarbij hij zich tevens ziek heeft gemeld. Vervolgens is een mediator ingeschakeld, maar dat heeft niet tot een resultaat geleid. Werknemer verzoekt onder meer de ontbinding van de arbeidsovereenkomst en een transitievergoeding en billijke vergoeding.
Oordeel
Mede nu werkgeefster zich niet verzet tegen de verzochte ontbinding, is deze toewijsbaar. Bepalender nog is dat een verzoek van een werknemer tot ontbinding van een arbeidsovereenkomst in beginsel altijd gehonoreerd moet worden in verband met de grondwettelijke gewaarborgde vrijheid van arbeidskeuze. Vast staat dat werknemer de door werkgeefster aangeboden passende arbeid enkel heeft geweigerd vanwege de daarmee verband houdende (na einde wachttijd) lagere beloning en dat – indien hij met het werk in de kruidenkamer hetzelfde loon zou blijven verdienen – er niets aan de hand zou zijn (“dan zouden we hier nu niet hebben gezeten”). Voor de opvatting dat een lagere beloning na einde wachttijd maakt dat geen sprake zou zijn van passende arbeid bestaat geen (juridische) grondslag. Daarmee kan niet gezegd worden dat sprake is geweest van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de kant van werkgeefster dat tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst heeft geleid. Want dat de arbeidsovereenkomst nu eindigt, komt door werknemers (ongegronde) afwijzing van de passende arbeid, hoe invoelbaar zijn standpunt verder ook moge zijn. De verzoeken tot een transitievergoeding en billijke vergoeding worden afgewezen. Werknemer wordt in de gelegenheid gesteld om het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst in te trekken.