Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 8 maart 2023
ECLI:NL:RBROT:2023:2421
Feiten
Werknemer is sinds 24 oktober 2019 op grond van een arbeidsovereenkomst in dienst van RD Metals B.V. (hierna: RD Metals). Werknemer heeft zich op 20 mei 2021 ziekgemeld. Op advies van de bedrijfsarts heeft RD Metals werknemer opgeroepen om passende werkzaamheden te verrichten, maar werknemer is vervolgens niet verschenen op de oproepen van RD Metals om per 4 oktober 2021, 18 oktober 2021, 16 februari 2022 en 21 maart 2022 zich te melden bij SSI voor vervangende werkzaamheden. Daarop heeft RD Metals het loon stopgezet per 4 oktober 2021. Het UWV heeft in het deskundigenrapport van 2 februari 2022 geoordeeld dat deze loonstop terecht is, omdat werknemer onvoldoende meewerkt aan zijn re-integratie. De adviezen van de bedrijfsarts, een second opinion en vervolgens een advies van een nieuwe, senior bedrijfsarts lopen uiteen. Kort voor de mondelinge behandeling heeft werknemer twee rapporten van het UWV overgelegd. Daaruit volgt dat het aangeboden werk niet passend is. RD Metals verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van verwijtbaar handelen van werknemer.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. Nu de arbeid volgens de twee UWV-rapporten niet passend is gebleken, kan niet worden geoordeeld dat werknemer niet of onvoldoende meewerkt aan zijn re-integratie en evenmin dat de toegepaste loonstop terecht is. Ook kan RD Metals niet gevolgd worden in haar stelling dat werknemer niet meewerkt aan mediation, omdat de secondopinionarts hieraan voorwaarden heeft verbonden en RD Metals mediation aanbood terwijl deze voorwaarden nog niet vervuld waren. Werknemer kan daarom niet worden tegengeworpen dat hij niet mee wilde werken aan mediation. Er is gelet op het voorgaande onvoldoende grond om de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van verwijtbaar handelen of nalaten door werknemer.