Rechtspraak
Feiten
Sito is een werkgeversvereniging die ongeveer zestig werkgevers in de industriële dienstverlening vertegenwoordigt. Tussen Sito en FNV en CNV is overeengekomen een ‘landelijke collectieve arbeidsovereenkomst voor de werknemers werkzaam in onderhoud en reiniging in scheepvaart, industrie en milieu en aanverwante activiteiten’, ingaand op 1 april 2020 en eindigend op 30 september 2021 (hierna: Cao Orsima). Peeters, Conservator, Mourik International, Mourik Vlissingen, Mourik Services, Mourik Infra Cleaning en MCO-Team zijn werkgevers die lid zijn van Sito en onder de werkingssfeer van de Cao Orsima vallen. Op 20 oktober 2021 zijn FNV c.s. en Sito onderhandelingen gestart voor een nieuwe Cao Orsima. Bij brief van 7 april 2022 hebben FNV c.s. onder meer Sito gesommeerd binnen tien dagen schriftelijk te berichten dat de werkgevers op grond van artikel 11 lid 3 en 4 Cao Orsima gehouden zijn om vanaf 1 maart 2022 de lonen van hun werknemers met de Automatische Prijs Compensatie (APC) van 5,58% te verhogen. FNV c.s. eist onder meer een verklaring voor recht dat op grond van artikel 11 lid 4 Cao Orsima de lonen per 1 maart 2022 dienen te worden verhoogd met een percentage van 5,58%.
Oordeel
Er ontbreekt een schriftelijke toelichting op artikel 11 lid 3 en 4 Cao Orsima, zodat daarmee bij de uitleg geen rekening kan worden gehouden. In artikel 11 lid 3 Cao Orsima is een structurele loonsverhoging gedurende de cao-periode geregeld. Uitdrukkelijk staat vermeld dat lid 4 gedurende de looptijd van de cao niet geldt. Vervolgens wordt in lid 4 bepaald dat per 1 maart volgend op de cao-periode de lonen worden verhoogd met eenzelfde percentage als de procentuele stijging van de CPI voor alle huishoudens. Naar het oordeel van de kantonrechter dienen de bewoordingen ‘gedurende de cao-periode’, ‘gedurende de looptijd van de cao’ en ‘de cao-periode’ in samenhang bezien te worden uitgelegd als de periode waarvoor de cao tussen cao-partijen is overeengekomen. Artikel 3 Cao Orsima bepaalt dat de overeenkomst wordt aangegaan voor de termijn van 1 april 2020 tot en met 30 september 2021. Deze periode moet worden aangemerkt als de looptijd van de cao. Dat de Cao Orsima door geen van de cao-partijen is opgezegd en – nu er met ingang van 1 oktober 2021 nog geen nieuwe cao is overeengekomen – dit tot gevolg heeft dat de cao met een jaar is verlengd, leidt niet tot een andere uitleg. Uit de cao-tekst kan niet worden afgeleid dat onder ‘gedurende de cao-periode’ en ‘gedurende de looptijd van de cao’ ook de verlenging ex artikel 19 Wet Cao moet worden begrepen. Artikel 3 en artikel 11 lid 3 en 4 Cao Orsima in onderlinge samenhang bezien moeten naar het oordeel van de kantonrechter zo worden uitgelegd dat een loonsverhoging tijdens de overeengekomen looptijd van de cao en vanaf 1 maart na afloop van de overeengekomen looptijd van de cao is geregeld. Dat de kantonrechter de uitleg van FNV c.s. van artikel 11 lid 3 en 4 Cao Orsima volgt, betekent echter niet dat per 1 maart 2022 de lonen daadwerkelijk met de CPI (5,58%) moeten worden verhoogd. Artikel 11 lid 4 Cao Orsima bepaalt dat indien zich bijzondere omstandigheden voordoen, partijen de toepassing van dit lid en de gevolgen daarvan met elkaar bespreken alvorens tot toepassing wordt overgegaan. Dat, zoals FNV c.s. hebben aangevoerd, geen sprake was van stagflatie (het voorbeeld dat in art. 11 lid 4 Cao Orsima wordt gegeven) neemt niet weg dat in ieder geval de hoogte van de CPI per 1 maart 2022 wel bijzonder was en ook onderwerp van gesprek/onderhandeling was tussen partijen. Sito heeft op 19 september 2022 een eindbod voor een nieuwe cao aan FNV c.s. gedaan, waarmee werknemers gefaseerd een structurele loonsverhoging van 10% en een eenmalige uitkering van € 1.000 krijgen. FNV c.s. hebben dit eindbod met een positief stemadvies aan hun leden voorgelegd. Naar het oordeel van de kantonrechter blijkt uit artikel 11 lid 3 Cao Orsima 2022-2024 - in samenhang bezien met het standpunt van FNV c.s. dat zij het belangrijker vinden dat de werknemers een zekere 10% structurele loonsverhoging, in plaats van een onzekere 5,58% aan APC krijgen - dat tussen partijen afspraken zijn gemaakt voor het verleden. Aangenomen moet worden dat de afspraken zien op de periode 1 oktober 2021 tot 1 oktober 2022; in deze periode was de overeengekomen looptijd van de Cao Orsima 2020-2021 verstreken en was er nog geen nieuwe cao. Aangezien artikel 11 lid 3 Cao Orsima 2022-2024 uitdrukkelijk bepaalt dat de gefaseerde loonsverhogingen inclusief de APC zijn, kan geen aanspraak (meer) worden gemaakt op de verhoging met de CPI per 1 maart 2022. Dit is immers verdisconteerd in de afspraken die in artikel 11 lid 3 Cao Orsima 2022-2024 zijn neergelegd. Indien zou worden geoordeeld dat de lonen per 1 maart 2022 wel met 5,58% zouden moeten worden verhoogd, zou dat betekenen dat de werknemers op grond van de Cao Orsima 2022-2024 over het met 5,58% verhoogde loon nog eens een loonsverhoging van (gefaseerd) 10% zouden krijgen. Dat is dit naar het oordeel van de kantonrechter een niet te rechtvaardigen uitkomst. Zodoende is de conclusie dat werkgevers de lonen niet per 1 maart 2022 met 5,58% dienen te verhogen.