Naar boven ↑

Rechtspraak

Werknemer/NOW Netherlands B.V.
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 24 november 2022
ECLI:NL:RBNHO:2022:12519
Beroep op schorsing relatiebeding na vaststellingsovereenkomst in verband met onvoorziene omstandigheden (art. 6:258 BW) gaat niet op. Een omstandigheid is onvoorzien indien deze niet in de vaststellingsovereenkomst is verdisconteerd.

Feiten

Werknemer is op 28 mei 2001 in dienst getreden bij de rechtsvoorganger van NOW. Met ingang van 1 maart 2006 is de functie van werknemer gewijzigd naar Alliancecoördinator en zijn partijen een relatiebeding overeengekomen. Met ingang van 9 september 2015 is werknemer gepromoveerd tot statutair bestuurder van NOW en is zijn functie gewijzigd in Country Manager Netherlands. Op 7 december 2021 heeft werknemer zich ziek gemeld wegens spanningsklachten. Naar aanleiding van het plan van aanpak zijn werknemer en een collega (tevens zijn zwager) mediation gestart. Bij e-mail van 8 juli 2022 heeft de gemachtigde van NOW een eerste beëindigingsvoorstel aan de gemachtigde van werknemer gedaan. Vervolgens is er discussie ontstaan over het relatiebeding van werknemer. Partijen hebben een vaststellingsovereenkomst gesloten als gevolg waarvan het dienstverband van werknemer met NOW op 30 november 2022 tot een einde zal komen. In deze vaststellingsovereenkomst staat opgenomen dat de looptijd van het relatiebeding wordt gestart op 1 december 2021. IOT DOSCO B.V. (hierna: IOT) houdt zich als onderneming onder meer bezig met de verhuur, de verkoop en het onderhoud van machines voor de oliewinning. IOT is zowel een concurrent als een relatie van NOW. Eind augustus 2022 is werknemer door IOT benaderd om een salesfunctie binnen het bedrijf te bekleden. Bij brief van 4 oktober 2022 heeft de gemachtigde van werknemer NOW verzocht om werknemer te ontheffen van het relatiebeding, zodat hij in staat is om met ingang van 1 december 2022 bij IOT in dienst te treden. Bij e-mail van 6 oktober 2022 heeft de gemachtigde van NOW hierop geantwoord dat NOW daartoe niet bereid is. Werknemer vordert schorsing van het concurrentiebeding.

Oordeel

Partijen twisten over de vraag of sprake is van onvoorziene omstandigheden in de zin van artikel 6:258 BW waardoor de afspraken over een relatiebeding in de vaststellingsovereenkomst binnen de reikwijdte van artikel 7:653 BW vallen en derhalve de in lid 3 sub b van dat artikel vastgelegde belangenafweging van toepassing is. In de door werknemer en NOW overeengekomen vaststellingsovereenkomst is de duur van het concurrentie- en relatiebeding aangepast, maar is de inhoud hiervan gehandhaafd. Naast de partijen zijn ook de advocaten betrokken geweest bij de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst, hetgeen de uitkomst is van het tussen partijen bereikte onderhandelingsresultaat. Vast staat dat partijen en (ex-)gemachtigden expliciet stil hebben gestaan bij de toepasselijkheid en de duur van het concurrentie- en relatiebeding. De kantonrechter volgt NOW in haar standpunt dat zij toentertijd akkoord is gegaan met een ‘package deal’, waaronder het relatiebeding. Daar staat tegenover dat ten tijde van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst werknemer juridisch werd bijgestaan en de gevolgen van het relatiebeding na afweging van zijn eigen belangen zijn aanvaard. Van onbillijke benadeling kan derhalve geen sprake zijn. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat slechts een eventuele onvoorziene wijziging in de belangen (omstandigheden), die na het sluiten van de vaststellingsovereenkomst plaatsvindt, op grond van artikel 6:258 BW kan leiden tot een geslaagd beroep op artikel 7:653 lid 3 sub b BW. Een omstandigheid in het kader van artikel 6:258 BW is onvoorzien, als zij niet in de vaststellingsovereenkomst is verdisconteerd. Naar het oordeel van de kantonrechter is er geen sprake van onvoorziene omstandigheden aan de kant van werknemer, omdat partijen met artikel 9 in de vaststellingsovereenkomst expliciet zijn overeengekomen dat het werknemer verboden is bij relaties een bepaalde functie te bekleden. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat het bestaan van onvoorziene omstandigheden niet aannemelijk is en hij ziet daarom geen aanleiding het relatiebeding te schorsen. Dit leidt ertoe dat werknemer vanaf 1 december 2023 in dienst kan treden bij een relatie (bijvoorbeeld IOT), maar dat hij tot die tijd wel gebonden blijft aan zijn relatiebeding.