Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Leeuwarden), 4 april 2023
ECLI:NL:GHARL:2023:2889
Feiten
In het tussenarrest is werkgever in de gelegenheid gesteld om te bewijzen (a) dat werknemer in de jaren 2013 tot en met 2017 maandelijks een toeslag ontving op zijn salaris en dat daarmee door (de boekhouders van) beide partijen abusievelijk geen rekening is gehouden bij de berekening van het achterstallige loon en (b) dat die toeslag met werknemer is afgesproken. Om het aan hem opgedragen bewijs te leveren heeft werkgever enkele aanvullende stukken overgelegd en heeft hij als getuigen laten horen X, zelfstandig administrateur, zijn echtgenote (hierna ook wel: Y) en zichzelf. Werknemer heeft tegenbewijs geleverd, ook door het overleggen van enkele aanvullende stukken en door het laten horen van zichzelf als getuige.
Oordeel
De salarisstroken vermelden telkens een post “bruto met vakantiereservering” als een post bovenop het reguliere loon. Naar oordeel van het hof is genoegzaam gebleken dat het hier niet (alleen) vakantiegeld betreft, want op de loonstroken wordt daarnaast nog een (lager) bedrag vermeld als reservering voor vakantiegeld. Daarmee staat voldoende vast dat werknemer maandelijks een toeslag ontving. Uit de getuigenverhoren blijkt verder genoegzaam dat werkgever abusievelijk met de toeslag geen rekening heeft gehouden bij de berekening van het achterstallige loon. Aan de kant van werknemer heeft X de berekening gemaakt. X is niet gehoord en heeft derhalve niet kunnen verklaren waarom geen rekening is gehouden met de toeslag. Het hof twijfelt er echter niet aan dat dit berust op een vergissing. De conclusie is dat voldoende is komen vast te staan dat de berekening van het achterstallige loon berustte op een wederzijdse vergissing. Werkgever is daarmee geslaagd in bewijsopdracht (a). Daarmee is werkgever er echter nog niet. In het tussenarrest is hem tevens opgedragen te bewijzen dat die toeslag ook met werknemer is afgesproken. Allereerst overweegt het hof dat niet is gebleken dat het beroep van werknemer op wederzijdse dwaling de hoge drempel daarvoor haalt. Verder is niet komen vast te staan dat de toeslag op het loon (in de vorm van een “brutovakantiereservering”) op verzoek van werknemer tot stand is gekomen en met hem is afgesproken. Het vonnis waartegen beroep wordt bekrachtigd.