Naar boven ↑

Rechtspraak

Werknemer/Werkgever
Rechtbank Overijssel (Locatie Almelo), 4 mei 2023
ECLI:NL:RBOVE:2023:1632
Verstek en nietige dagvaarding. Loonvordering in kort geding.

Feiten

Werknemer is op 23 mei 2016 op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in dienst getreden van werkgever in de functie van koerier, met een salaris van € 2.881,90 bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag en emolumenten. Werkgever is een vof met drie vennoten, X, Y en Z. Deze arbeidsovereenkomst is na een jaar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd geworden. Op 16 februari 2023 heeft werknemer zich ziek gemeld. Werknemer vordert uitbetaling van achterstallig salaris over februari en maart 2023.

Oordeel

Ter zitting is medegedeeld dat tegen de gedaagden verstek wordt verleend, aangezien er tijdig is gedagvaard. De kantonrechter constateert evenwel ambtshalve dat de betekening jegens alle gedaagden heeft plaatsgevonden aan het adres van X, maar niet aan het woonadres van Y en Z. De kantonrechter constateert daarom dat jegens Y en Z geen verstek kan worden verleend, maar dat de dagvaarding jegens hen nietig moet worden verklaard. De kantonrechter is van oordeel dat het bepalen van een nieuwe termijn waarop werknemer alsnog aan Y en Z de dagvaarding rechtsgeldig kan laten betekenen, zich niet verhoudt tot de aard van dit kort geding en de daaraan verbonden spoedeisendheid, temeer nu werknemer heeft gesteld spoedig een beslissing nodig te hebben gelet op het verlies aan inkomen nu de werkgever zijn inkomen niet meer uitbetaalt. Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter dan ook enkel verstek verlenen tegen de vennootschap onder firma X en de dagvaardingen jegens Y en Z nietig verklaren. Inhoudelijk oordeelt de kantonrechter als volgt. Werknemer heeft een spoedeisend belang bij zijn vordering. De vorderingen van werknemer komen de kantonrechter vooralsnog niet onrechtmatig of ongegrond voor en behoren te worden toegewezen, als hierna te formuleren. Aangezien ingevolge artikel 10.2 van de arbeidsovereenkomst het salaris maandelijks tegen het einde van de maand uitbetaald moet worden geldt als tijdstip van opeisbaarheid de eerste dag van de opvolgende maand.