Rechtspraak
Feiten
Werknemer 1 en 2 werken respectievelijk sinds 1 augustus 1990 en 1 maart 1991 bij KLM als verkeersvlieger. Per 1 juli 2016 is werknemer 2 wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd uit dienst getreden. Beide werknemers hebben de Zwitserse nationaliteit. KLM hield geen loonbelasting in op het salaris van werknemers. Met ingang van 1 januari 2012 is het belastingverdrag tussen Nederland en Zwitserland gewijzigd (hierna: de verdragswijziging). De Belastingdienst stelt dat werknemers 1 en 2 als gevolg van de verdragswijziging vanaf 2012 inkomstenbelasting verschuldigd zijn. KLM heeft in de jaren 2012 tot en met 2017 geen loonbelasting ingehouden op het salaris van werknemer 1 en 2. Met ingang van 1 januari 2018 houdt KLM loonbelasting in op het salaris van werknemer 1. In 2017 en 2018 heeft de Belastingdienst werknemer 1 en 2 aanslagen en navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/sociale premies over 2012 t/m 2015 opgelegd, en aanslagen aangekondigd over 2016 (werknemer 1 en 2) en 2017 (werknemer 1). Werknemer 1 en 2 hebben bezwaar gemaakt tegen de aanslagen. De invorderingsprocedure is geschorst hangende de beslissing op het bezwaar. Werknemers vorderen met terugwerkende kracht het nettoloon dat gelijk is aan het brutoloon en de navorderingsaanslagen.
Oordeel
Werknemers beroepen zich er primair op dat een bruto = netto-loonafspraak met KLM is overeengekomen. Kern van die afspraak zou zijn dat KLM de inkomstenbelasting van werknemers zou vergoeden, mocht deze in Nederland verschuldigd zijn of in de toekomst verschuldigd worden. Dit wordt door KLM terecht betwist. Werknemers hebben onvoldoende met feiten en omstandigheden onderbouwd dat KLM - al dan niet stilzwijgend - heeft ingestemd met een dergelijk vergaande en uitzonderlijke verplichting. De conclusie is dat een loonafspraak zoals door werknemers gesteld niet tot stand is gekomen. KLM heeft erkend dat zij vanaf 2012 niet aan haar inhoudingsplicht jegens de Belastingdienst heeft voldaan en heeft verzuimd loonbelasting op het salaris van werknemers in te houden. Dit brengt echter niet mee dat werknemers de navorderingsaanslagen van de Belastingdienst zonder meer kunnen ‘doorschuiven’ naar KLM. De loonbelasting is – als voorheffing op de inkomstenbelasting – een schuld van de werknemer aan de Belastingdienst (ECLI:NL:HR:2011:BN6299). De fiscale inhoudingsplicht van werkgevers dient het belang van de Belastingdienst, niet van de werknemer. Dit uitgangspunt staat er echter niet aan in de weg dat KLM jegens werknemers een zelfstandige zorgplicht had hen te waarschuwen voor de verdragswijziging. KLM is een grote, professionele werkgever met een eigen fiscale afdeling en vele in het buitenland wonende werknemers. KLM had kunnen weten dat de (financiële) gevolgen voor werknemers groot konden zijn. KLM wist, althans had in redelijkheid moeten begrijpen, dat het gunstige fiscale klimaat voor werknemers een belangrijke reden was om bij KLM in dienst te treden en in dienst te blijven. Voor zover KLM heeft betoogd dat zij pas in 2017 wist van de verdragswijziging in 2012, en dus werknemers niet tijdig kón waarschuwen, gaat dit betoog niet op. Voldoende aannemelijk is dat KLM wél wist van de verdragswijziging, maar de gevolgen daarvan anders heeft geïnterpreteerd. Werknemers hebben schade geleden, mede omdat KLM haar waarschuwingsplicht jegens hen niet is nagekomen. Zij hebben mede als gevolg daarvan geen maatregelen kunnen treffen teneinde te anticiperen op de ontstane belastingplicht in Nederland. KLM wordt medeverantwoordelijk worden gehouden voor de ontstane schade door de – ongewilde – schending van de fiscale regels gedurende een aanzienlijk aantal jaren. Gelet op het feit dat werknemers als belastingplichtigen zelf verantwoordelijkheid dragen voor tijdige betaling wordt de aansprakelijkheid van KLM ex aequo et bono vastgesteld op 50%.