Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Stichting MOvactor
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 15 mei 2023
ECLI:NL:GHARL:2023:4128
Eerder ontbonden arbeidsovereenkomst wordt hersteld. Geen sprake van een ernstige en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding door samenwerking tussen jongerenwerker en diens partner in een gezamenlijk gemeenteproject.

Feiten

Stichting MOvactor (hierna: MOvactor) is een instelling die zich inzet voor de leefbaarheid van wijken en buurten van de gemeente Nieuwegein (hierna: de gemeente) en zich onder meer op het begeleiden van jongeren richt. Werknemer is sinds 19 januari 2007 in dienst bij MOvactor. Hij heeft ongeveer dertien jaar een relatie met zijn voormalige collega A. A werkt sinds 2019 voor de gemeente op de afdeling Toezicht, Handhaving en Veiligheid en zij adviseert de burgemeester op het gebied van jongerenwerk. Op 1 mei 2021 is B tot directeur van MOvactor benoemd en is de direct leidinggevende van werknemer geworden. Werknemer en A zijn beiden betrokken bij bepaalde projecten om jeugdcriminaliteit te voorkomen en de leefbaarheid in de wijken en buurten te waarborgen. In de stuurgroep zitten onder meer de burgemeester van de gemeente, A, B en het hoofd van de politie. In de aanloop naar deze projecten is aan het gemeentelijke integriteitsbeleid getoetst of A en werknemer als levenspartners samen op beide projecten konden worden ingezet. Daarbij is niet gebleken van bezwaren tegen hun gezamenlijke betrokkenheid bij de projecten. MOvactor heeft voor het project Jonge Aanwas vier gespecialiseerde straathoekwerkers als zzp’ers aangetrokken. Tijdens de kennismakingsbijeenkomst op 28 oktober 2021 met A en B hebben de zzp’ers kenbaar gemaakt zich niet te kunnen verenigen met de taakinvulling zoals die door A wordt uitgedragen. B heeft werknemer in november 2021 aangesproken op het feit dat de relatie tussen werknemer en A toch voor problemen in het team zorgt. In november 2021 tot en met januari 2022 hebben B en werknemer daarover zo’n drie keer met elkaar gesproken. Op 12 januari 2021 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen (onder andere) B en werknemer waarin B werknemer gebrek aan professionaliteit verweet en constateerde dat sprake was van een gebrek aan draagvlak bij collega’s. B verwachtte dat werknemer zich positief jegens zijn collega’s zou gaan opstellen, dat hij open stond voor de mening van anderen en aan intervisie zou gaan deelnemen. Op 18 januari 2022 heeft werknemer zich ziek gemeld. De bedrijfsarts heeft op 28 januari 2022 het verzuim als ‘deels werkgerelateerd’ aangemerkt. Geadviseerd werd om met elkaar in gesprek te gaan. MOvactor heeft mediation geïnitieerd in aanwezigheid van een advocaat. Werknemer heeft daaraan uiteindelijk meegewerkt. Na twee sessies is de mediation gestopt. De kantonrechter heeft na een verzoek van MOvactor de arbeidsovereenkomst op de g-grond ontbonden.

Oordeel

Het hof stelt allereerst vast dat tot oktober 2021 niet is gebleken van enig probleem in de samenwerking met werknemer in de veertien jaar dat hij voor MOvactor werkzaam is geweest. De gestelde verstoorde verhouding is volgens de stellingen van MOvactor het gevolg van gebeurtenissen die zich in een periode van nog geen drie maanden  hebben afgespeeld. Het hof is onvoldoende gebleken van aanknopingspunten voor de juistheid van de stelling dat werknemer zich niet achter de koers van MOvactor schaarde maar keer op keer de kant van A koos en de straathoekwerkers niet steunde. Het is het hof dan ook niet duidelijk wat, zoals de kantonrechter heeft overwogen, de prudente koers was die B – in weerwil van het geldende beleid – heeft gevaren en waar werknemer zich naar had moeten richten. Werknemer volgde het geldende beleid en niet gebleken is dat werknemer instructies had ontvangen om ander beleid uit te voeren. Het hof stelt vast dat het inderdaad slechts gaat om een bij de straathoekwerkers levend sentiment dat werknemer zich achter A schaart. Het had voor de hand gelegen dat B na de bijeenkomst van 28 oktober 2021 aan de straathoekwerkers had uitgelegd dat werknemer (en A) simpelweg het geldende beleid waaraan MOvactor zich had gecommitteerd uitdroeg, dat de relatie tussen werknemer en A volledig los stond van de wijze waarop werknemer zijn werk uitvoerde en dat B (en de stuurgroep) en niet werknemer (en A) aan zet was als een wijziging van het beleid gewenst was. Doordat MOvactor hierover geen duidelijkheid heeft gegeven en er evenmin een gesprek is gevoerd tussen bijvoorbeeld de straathoekwerkers en werknemer over de bezwaren die er bij de straathoekwerkers kennelijk bestonden tegen de relatie van werknemer en A, is het sentiment niet de kop ingedrukt en is een voedingsbodem voor wantrouwen ontstaan en blijven voortbestaan. Daarnaast had MOvactor ervoor kunnen kiezen – wanneer het sentiment dat bij de straathoekwerkers leefde, aanhield – werknemer op een ander project te plaatsen waarbij van samenwerking met A niet of nauwelijks sprake was. Die projecten en andere functies waren, zo is ter zitting gebleken, voorhanden. Desgevraagd heeft MOvactor niet duidelijk gemaakt waarom daar niet voor is gekozen. Mede gelet op het jarenlange feilloze functioneren van werknemer, het feit dat MOvactor werknemer zelf naar voren had geschoven voor dit project ondanks de relatie tussen werknemer en A en de zeer korte duur van dit ontstane wantrouwen bij de straathoekwerkers mocht en mag van MOvactor worden verwacht dat zij er alles aan had gedaan om de onterechte deuk in het vertrouwen van de straathoekwerkers in werknemer te herstellen. Bij gebreke van die inspanningen, het feit dat het wantrouwen kennelijk met name bestaat bij de vier straathoekwerkers die (op parttimebasis) als zzp’ers zijn aangetrokken en de zeer korte duur (minder dan drie maanden) waarin het sentiment post heeft gevat en het wantrouwen is ontstaan, kan naar het oordeel van het hof, als al sprake is van een verstoorde verhouding, niet worden gezegd dat kan worden gesproken van een ernstige en duurzame verstoring van de arbeidsrelatie. Van een voldragen h-grond is dus evenmin sprake. Dat geldt evenzeer voor de gevraagde ontbinding op de i-grond. De conclusie luidt dat de arbeidsovereenkomst ten onrechte is ontbonden. Het hof is van oordeel dat herstel in de rede ligt.