Rechtspraak
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 27 juli 2018
ECLI:NL:RBAMS:2018:10180
Feiten
Werknemer is sinds 15 maart 2007 op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam voor de Autoriteit Stichting Financiële Markten (hierna: AFM) als toezichthouder. Van oktober 2015 tot en met december 2015 hebben de OR van de AFM en het bestuur overlegd over een wijziging van de pensioenregeling. Bij brief van 25 december 2015 heeft de OR ingestemd met de verzochte wijziging in de arbeidsvoorwaarden in de pensioenregeling. Per 1 januari 2016 is de pensioenregeling gewijzigd. Werknemer vordert onder meer ongewijzigde voortzetting van de pensioenregeling conform het Pensioenreglement 2014.
Oordeel
Het gaat om de beoordeling van de vraag of werknemer kan worden gehouden aan de eenzijdige wijziging van de pensioenregeling per 1 januari 2016. AFM heeft gesteld dat de wijziging van de pensioenregeling noodzakelijk is in verband met de acute financieringsproblematiek en de toekomstige kostenontwikkeling van de pensioenregeling. De kantonrechter overweegt dat de marktconformiteit van de pensioenregeling mede aanleiding is geweest om de pensioenregeling te wijzigen. Het is een van de omstandigheden die moet worden meegewogen of sprake is van een zwaarwichtig belang, maar die omstandigheid is niet doorslaggevend. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat aan marktconformiteit een zekere subjectiviteit ten grondslag ligt. De bij de beoordeling van marktconformiteit betrokken partijen opereren weliswaar op dezelfde markt, maar zijn voorts niet een-op-een met elkaar te vergelijken. AFM heeft een eigen publieke taak en wordt gefinancierd door de sector. Zij heeft daardoor een unieke positie in de markt. Willis Towers Watson (hierna: WTW), de pensioenadviseur die de OR heeft geadviseerd bij het instemmingstraject, heeft geconcludeerd dat de CDC-regeling die AFM heeft voorgesteld marktconform is, op één punt na. Dit punt betrof het nabestaandenpensioen op risicobasis. WTW heeft kanttekeningen geplaatst bij de marktconformiteit van de financiële opzet van de voorgestelde CDC-regeling ten opzichte van de CDC-regelingen bij grote banken. Naar het oordeel van de kantonrechter leiden de kanttekeningen, gelet op de (afwijkende commerciële) aard enerzijds en de door AFM getroffen overgangsmaatregel voor de overgang van onvoorwaardelijke naar voorwaardelijke toeslagverlening (onvoorwaardelijke toeslagverlening van maximaal 1,5% van de loonindexatie gedurende 10 jaar voor actieven die al in dienst waren per 31 december 2015) anderzijds, er niet toe dat in zijn algemeenheid geen sprake is van een zwaarwichtig belang. Het feit dat de OR heeft ingestemd met de gewijzigde pensioenregeling wijst er ook op dat sprake is van een zwaarwichtig belang. De wijziging van de arbeidsvoorwaarden en de pensioenregeling was noodzakelijk in de ogen van de minister van Financiën om de begroting van AFM voor 2016 goed te keuren. In zoverre is de wijziging van de pensioenregeling noodzakelijk voor het voortbestaan van de onderneming. De vordering van werknemer is erop gericht dat de oude pensioenregeling ongewijzigd voor hem in stand blijft. Naar het oordeel van de kantonrechter is voldoende gebleken dat minder bezwarende maatregelen ontoereikend zijn om de noodzakelijke kostenbesparing te bereiken. In confesso is dat het belang van werknemer door de wijziging van de pensioenregeling wordt geschaad. Dat geen sprake is van redelijke compensatiemaatregelen wordt niet gevolgd. Anders dan werknemer stelt, houden de maatregelen die AFM heeft getroffen een compensatie in van de nadelige gevolgen van de wijziging. Er bestaat onvoldoende grond om vast te stellen dat werknemer onredelijk zwaar wordt getroffen door de wijziging, of dat sprake is van een onevenredig nadeel. De kantonrechter is van oordeel dat AFM voldoende heeft aangetoond dat zij een zodanig zwaarwichtig belang heeft bij de wijziging van de pensioenregeling dat het belang van werknemer dat door de wijziging wordt geschaad, daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.