Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 16 mei 2023
ECLI:NL:GHARL:2023:4250
Feiten
Stichting Zinzia Zorggroep (hierna: Zinzi) is een zorginstelling. Werkneemster A en werkneemster B zijn als kapster in dienst van Zinzia en beiden zijn werkzaam in de kapsalon op locatie X van Zinzia. Op andere locaties van Zinzia zijn zzp’ers werkzaam als kapster. A is sinds 17 oktober 2022 en B is sinds 3 mei 2022 (deels) arbeidsongeschikt waardoor voor zowel Zinzia als A en B re-integratie-verplichtingen gelden. In een gesprek op 29 juli 2022 heeft Zinzia aan werkneemsters meegedeeld dat de kapsalon per 1 september 2022 zou sluiten en zij per die datum boventallig zouden zijn. In een bericht van 5 januari 2023 heeft Zinzia aan haar bewoners bericht dat er sinds 1 januari van dat jaar geen vaste kappers meer in dienst zijn. Werkneemsters zijn het niet eens met het besluit van Zinzia om hen vrij te stellen van werk. Zij willen hun werk in de kapsalon op locatie X blijven doen. Zij hebben daarom aan de kantonrechter onder andere gevraagd om Zinzia op straffe van een dwangsom te veroordelen om hen weer toe te laten tot hun werk. De kantonrechter heeft Zinzia op straffe van een dwangsom veroordeeld om binnen een week na betekening van het vonnis A toe te laten tot haar werkzaamheden en B toe te laten tot passende arbeid en, indien van toepassing, haar werkzaamheden. Ook heeft de kantonrechter Zinzia op straffe van een dwangsom veroordeeld om de groep geadresseerden ‘Cliëntenadministratie Zinzia’ binnen een week na betekening van het vonnis te berichten dat, in tegenstelling tot eerdere berichtgeving, er nog steeds vaste kappers in dienst zijn op locatie X. Zowel Zinzia als werkneemsters zijn in hoger beroep gekomen van het vonnis en zij vorderen beiden dat het vonnis wordt vernietigd.
Oordeel
Zinzia richt grieven tegen de door de kantonrechter uitgesproken veroordeling om werkneemsters weer toe te laten tot het verrichten van haar werkzaamheden als kapster. Zinzia stelt dat zij om verschillende redenen een zwaarwegend belang heeft. Het is het hof in dit kort geding niet gebleken dat Zinzia niet verder kan met de ontwikkeling van haar organisatie en evenmin dat de financiële positie van Zinzia in de weg staat aan de wedertewerkstelling. In de derde plaats heeft Zinzia gesteld dat zij een zwaarwegend belang heeft omdat zij de ruimte van de kapsalon zo snel mogelijk nodig heeft voor cliëntveiligheid en cliëntwelzijn. Dit argument is gemotiveerd bestreden door werkneemsters. Zij voeren aan dat het een gebouw betreft dat in januari 2020 is opgeleverd en is ontworpen met veel leefruimte en passende mechanische en elektronische beveiliging, waaronder senso(domotica) op deuren volgens de Wet zorg en dwang en overige bouw- en veiligheidsvoorschriften. Zinzia heeft dit niet bestreden. In het licht van die omstandigheid heeft Zinzia haar belang in dit kort geding onvoldoende aangetoond waardoor het niet is vast komen te staan. Tot slot heeft Zinzia gesteld dat het aanbieden van een herplaatsingsregeling voor de duur van zes maanden juist getuigt van goed werkgeverschap omdat herplaatsingsmogelijkheden binnen Zinzia zo goed als niet aanwezig zijn omdat werkneemsters geen zorgachtergrond hebben. Als Zinzia het UWV om toestemming voor ontslag zal vragen, zal het UWV onderzoeken welke inspanningen zij heeft gepleegd om werkneemsters te herplaatsen. Met de aan werkneemsters geboden herplaatsingsregeling geeft Zinzia dus invulling aan het herplaatsingsvereiste zoals van een goed werkgever verwacht mag worden. Het is het hof in dit kort geding daarbij niet gebleken dat het onmogelijk is voor A en/of B om vanuit een werkende situatie zich te richten op herplaatsing. Gegeven de hiervoor genoemde omstandigheden ziet het hof ook niet in welke dringende noodzaak er voor Zinzia is om werkneemsters per direct vrij te stellen van werkzaamheden van de bedongen arbeid, terwijl het kapperswerk en de kapsalonruimte op locatie X er nog steeds zijn. Het hof merkt daarbij nog het volgende op. Op de zitting bij het hof is besproken dat Zinzia op de andere twee locaties de huur van de kapsalons nog niet daadwerkelijk heeft opgezegd maar slechts een voornemen daartoe heeft geuit aan de zzp'ers die op de andere locaties de kappersdiensten verzorgen. Dat op dit moment sprake is van concrete en wezenlijke wijzigingen in de geest van haar voornemen zoals vermeld in de brief van 4 augustus 2022 op de andere locaties is het hof daarom niet gebleken terwijl ook niet valt in te zien waarom Zinzia met betrekking tot die andere locaties zou moeten wachten met het anders organiseren van de kappersdiensten totdat duidelijk is wat de stand van zaken is van de kappersdiensten op de locatie locatie X. In dat licht valt niet in te zien waarom werkneemsters dan wel op grond van een dringende noodzaak per direct zouden moeten stoppen met het verrichten van de bedongen arbeid. Op grond van wat hiervoor is overwogen acht het hof voorshands de belangen van werkneemsters zwaarder wegen dan die van Zinzia en is het hof met de kantonrechter van oordeel dat de vordering tot wedertewerkstelling toewijsbaar is.