Naar boven ↑

Rechtspraak

Werknemer/MagnaVersum BI Services B.V.
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 3 mei 2023
ECLI:NL:RBNHO:2023:4045
Schorsing concurrentiebeding. Opsomming van negen omstandigheden die maken dat sprake is van onbillijke benadeling van werkneemster die onderneming drijft gelijk aan die van werkgever.

Feiten

MagnaVersum BI Services B.V. (hierna: MV) is een bedrijf dat zich bezighoudt met onder meer big data. Werkneemster is op 1 augustus 2020 bij MV in dienst getreden in de functie van BI & Analytics Consultant tegen een bruto maandsalaris van € 2.850. De arbeidsovereenkomst van werkneemster bevat een concurrentiebeding dat onder meer bepaalt dat het haar is verboden binnen twee jaar na einde dienstverband, binnen een kring met Hoofddorp als middelpunt en met een straal van 75 kilometer, een zaak gelijk aan die van werkgever te drijven. Ook is een boetebeding opgenomen. Op 29 juni 2021 heeft werkneemster haar arbeidsovereenkomst opgezegd. Op 31 mei 2022 heeft werkneemster vennootschap X mede opgericht, waarvan zij sindsdien indirect bestuurder is. X houdt zich onder meer bezig met advisering en ondersteuning op het gebied van informatietechnologie alsmede ontwikkeling en verkoop van software en is binnen een straal van 75 km van Hoofddorp gevestigd. Op 9 december 2022 heeft MV werkneemster geschreven dat zij in strijd met het concurrentiebeding heeft gehandeld door X op te richten en te besturen en dat zij als gevolg daarvan boetes heeft verbeurd. Partijen trachten via gesprek tot een oplossing te komen, maar slagen daar niet in. Werkneemster vordert schorsing van het concurrentiebeding met terugwerkende kracht. Volgens werkneemster zijn X en MV geen concurrenten van elkaar doordat de werkzaamheden in essentie anders zijn en beide ondernemingen zich op een ander marktsegment richten en wordt zij onbillijk benadeeld.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. Nu beide ondernemingen actief zijn op het gebied van business consultancy en data engineering is X, anders dan werkneemster stelt, een onderneming die onder de werking van het concurrentiebeding valt. Werkneemster heeft dus met de oprichting van X het concurrentiebeding overtreden. Wel valt de belangenafweging in het voordeel van werkneemster uit, omdat aannemelijk is dat zij onbillijk wordt benadeeld door het concurrentiebeding. De kantonrechter is er onvoldoende van overtuigd geraakt dat de vrees van MV voor aantasting van haar bedrijfsdebiet gerechtvaardigd is. Daarentegen is voldoende aannemelijk geworden dat werkneemster haar positie aanzienlijk heeft weten te verbeteren bij X en dat zij er (zwaarwegend) belang bij heeft daar ook voor de resterende duur van het concurrentiebeding (drie maanden) te kunnen blijven werken. De kantonrechter neemt daarbij het volgende in aanmerking: (i) onvoldoende aannemelijk is dat werkneemster over bijzondere, vertrouwelijke en specifieke bedrijfsmatige (sales)kennis van MV beschikt, nu zij zich bezighield met uitvoerend werk (voor twee klanten), waarin zij niets meekreeg van dit soort informatie; (ii) MV heeft, nadat zij er in de zomer van 2022 mee bekend was geraakt dat werkneemster X had opgericht, lang gewacht (tot 9 december) met actie ondernemen en heeft toen niet direct een verbodsactie ingesteld; (iii) er zijn geen aanwijzingen dat werkneemster bedrijfs- en concurrentiegevoelige informatie van MV in haar bezit heeft; dat ligt ook niet voor de hand nu zij eerst tien maanden bij een niet-concurrerend bedrijf heeft gewerkt; (iv) niet is gebleken van oneerlijke concurrentie: werkneemster heeft niets van doen met klanten van MV; (v) de consultantfunctie die werkneemster vervulde, is geen sleutelpositie; (vi) de temporele reikwijdte van het beding is te ruim; (vii) er resteren nog drie maanden van het concurrentiebeding; (viii) er is sprake van een aanzienlijke positieverbetering; en (ix) de gevolgen voor werkneemster indien het concurrentiegeding niet wordt geschorst, zijn ingrijpend. Het concurrentiebeding wordt (met terugwerkende kracht) geschorst vanaf de oprichting van X.