Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 26 april 2023
ECLI:NL:RBMNE:2023:1922
Feiten
Werknemer is sinds 7 juli 2020 in dienst van (de rechtsvoorganger van) werkgeefster. Werknemer was bij de rechtsvoorganger van werkgeefster eerst in dienst op basis van een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, die later is omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Op 18 oktober 2022 heeft werkgeefster met werknemer een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin onder meer is opgenomen dat werknemer de laptops van werkgeefster uiterlijk op de beëindigingsdatum aan werkgeefster retourneert. Omdat werknemer voor de einddatum naar Colombia reist, heeft hij zijn vriendin gevraagd zijn laptop op 4 november 2022 naar werkgeefster te sturen. Bij brief van 8 december 2022 heeft werkgeefster werknemer meegedeeld dat erop 5 december 2022 en mogelijk ook op 10 november 2022 een (poging) tot inbreuk op de ICT-systemen heeft plaatsgevonden, waarbij zij serieuze signalen heeft dat werknemer daarbij betrokken is geweest. Werkgeefster vermeldt daarbij onder meer dat zij daarnaar een onderzoek is gestart en geeft werknemer de mogelijkheid zijn zienswijze te geven op de onderzoeksbevindingen. In een reactie hierop deelt werknemer mede dat zijn vriendin volledig zonder zijn hulp en medeweten de inbreukpogingen heeft verricht. Werkgeefster ontslaat werknemer op 20 december 2022 op staande voet vanwege betrokkenheid bij het incident. Werknemer verzoekt vernietiging van het ontslag op staande voet en als nevenverzoek om een verklaring voor recht dat geen sprake is van een rechtsgeldig overeengekomen concurrentie c.q. relatiebeding.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt dat het ontslag op staande voet onverwijld is verleend. De periode tussen 5 december 2022 en het ontslag op 20 december 2022 is aan de lange kant, maar de kantonrechter begrijpt ook dat werkgeefster eerst zorgvuldig onderzoek heeft willen doen en dat dit enige tijd in beslag neemt. Ten aanzien van de dringende reden betwist werknemer dat hij bij de incidenten betrokken is geweest, waarbij hij wijst op de telefoongesprekken en Whatsapp-berichten die hij daarna met zijn vriendin heeft gevoerd. De kantonrechter oordeelt dat is gebleken dat de vriendin van werknemer heeft geprobeerd om onder de naam van een collega van werknemer toegang te krijgen tot de ICT-omgeving van werkgeefster. Uit de door werknemer overgelegde stukken blijkt dat hij niet wist van deze poging. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat er voldoende reden is om te twijfelen aan de betrokkenheid van werknemer bij de (poging tot) inbreuk op de ICT-omgeving van werkgeefster. Er is aldus geen sprake van een dringende reden, zodat de verzochte vernietiging (alsmede de loonvordering over die periode) zal worden toegewezen. De verzochte (im)materiële schadevergoeding wordt eveneens toegewezen, nu werknemer door het handelen van werkgeefster in zijn eer en goede naam is aangetast. Tot slot stelt werknemer dat sprake is van een ongeldig concurrentie-/relatiebeding (het beding), nu in zijn arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd een nadere motivering ontbreekt en het beding bij de omzetting ook niet geldig is overeengekomen. De kantonrechter oordeelt dat niet is gebleken dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd als bijlage bij de omzettingsbrief en/of de vaststellingsovereenkomst is gevoegd. Zowel in de brief waarbij de arbeidsovereenkomst is omgezet in onbepaalde tijd als in de vaststellingsovereenkomst wordt vermeld dat het (concurrentie- en) relatiebeding van kracht/van toepassing blijft. Werknemer heeft zowel de omzettingsbrief als de vaststellingsovereenkomst ondertekend. De daarin opgenomen bewoordingen ‘onverkort’ en ‘zoals overeengekomen’, doen er niet aan af dat werknemer door ondertekening van de brief en de vaststellingsovereenkomst uitdrukkelijk heeft ingestemd met het daarin vermelde relatiebeding. De kantonrechter is daarom van oordeel dat het relatiebeding voldoet aan het schriftelijkheidsvereiste, en dus rechtsgeldig is.