Rechtspraak
Feiten
Werkneemster is op 1 september 1986 in dienst getreden van (de rechtsvoorganger van) Stichting Zorggroep Florence (hierna: Florence). Werkneemster verricht uitsluitend werkzaamheden in de nachtdiensten. Werkneemster is vanaf 1 december 2022 gedurende 14 dagen op non-actief gesteld om onderzoek te kunnen doen, omdat Florence verschillende zeer ernstige signalen zijn bereikt over de kwaliteit van zorg en veiligheid van haar cliënten gedurende de nachten. Werkneemster heeft bezwaar gemaakt tegen de op non-actiefstelling en het onderzoek. Op 27 december 2022 heeft Florence werkneemster op staande voet ontslagen, omdat het onderzoeksrapport de eerder ontvangen signalen over de kwaliteit van zorg en de veiligheid van bewoners tijdens de nachten bevestigde. Ook een collega is ontslagen. Werkneemster komt op tegen haar ontslag op staande voet.
Oordeel
De kantonrechter stelt voorop dat werkneemster heeft berust in haar ontslag, zodat het gaat om de vraag of aan werkneemster een billijke vergoeding moet worden toegekend en of Florence de gefixeerde schadevergoeding en de transitievergoeding is verschuldigd. De kantonrechter oordeelt dat het ontslag op staande voet onverwijld is gegeven, maar dat geen sprake is van een dringende reden. De verschillende verwijten, waaronder het onthouden van zorg, het niet opvolgen van doktersadviezen en het onvoldoende registreren, genoemd in de ontslagbrief zijn onvoldoende vast komen te staan en/of rechtvaardigen niet een ontslag op staande voet. Nu het ontslag onrechtmatig is gegeven en werkneemster heeft berust in het ontslag, heeft zij recht op de gefixeerde schadevergoeding, de transitievergoeding en een billijke vergoeding. De kantonrechter acht het aannemelijk dat de arbeidsovereenkomst vanwege de verstoorde arbeidsverhouding niet langer zou hebben geduurd dan tot 1 januari 2024. Werkneemster heeft daardoor minder inkomensschade opgelopen dan de hoogte van de transitievergoeding, maar gezien de mate van verwijtbaarheid van het handelen van Florence, kent de kantonrechter toch een billijke vergoeding ter hoogte van € 15.000 toe.