Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 5 juli 2023
ECLI:NL:RBROT:2023:5841
Feiten
Erfgename heeft een affectieve relatie gehad met werknemer. Werknemer leed aan de ziekte maligne mesothelioom en is hieraan op 15 oktober 2018 overleden. Werknemer heeft gewerkt bij de Nederlandsche Dok en Scheepsbouw Maatschappij (hierna: NDSM). Daar werd toen gewerkt met asbesthoudend materiaal. NDSM was een dochteronderneming van Rijn-Schelde-Verolme Machinefabrieken en Scheepswerven N.V. (hierna: RSV). NDSM is eind 1978 net als RSV failliet gegaan en is opgehouden te bestaan. NDSM was verzekerde onder een verzekeraar die RSV als een captive verzekeraar had opgericht ‘Reserve Insurance Curaçao Company N.V. (hierna: RICC)’. RICC is na het faillissement van RSV opgehouden te bestaan. Na liquidatie van RSV is in 2003 de Stichting Reserve opgericht. Daarnaast hebben RSV en de Stichting Reserve op 22 april 2003 een akte van indeplaatsstelling ondertekend waarin afspraken zijn gemaakt met betrekking tot (oud-)werknemers die claims hadden inzake aansprakelijkheid met betrekking tot mesothelioom. Werknemer heeft de Stichting Reserve per brief van 14 september 2018 aangesproken ter vergoeding van zijn materiële en immateriële schade. Werknemer heeft ook gewerkt bij Machinefabriek Duyvis Cacao (hierna: Duyvis). Bij Duyvis werd tot 1990 gewerkt met asbesthoudend materiaal. Werknemer heeft bij leven ook Duyvis aansprakelijk gesteld voor zijn schade. Zowel de Stichting Reserve als Duyvis heeft aansprakelijkheid van de hand gewezen. Het Instituut Asbest Slachtoffers (hierna: IAS) heeft een onderzoek ingesteld en de uitkomst neergelegd in een rapport. Erfgename heeft Duyvis niet in rechte betrokken. Erfgename vordert een verklaring voor recht dat de Stichting Reserve gehouden is tot vergoeding van haar schade en betaling van smartengeld, ziektekosten van werknemer en kosten van de uitvaart.
Oordeel
Erfgename kan naar het oordeel van de rechtbank het derdenbeding inroepen en Stichting Reserve aanspreken voor de schadevergoedingen die zij eist. Erfgename is ontvankelijk. Voor toewijsbaarheid van de vordering is vereist dat NDSM als werkgever aansprakelijk zou zijn geweest voor de schade van werknemer en dat die aansprakelijkheid onder de RICC-polis gedekt zou zijn geweest. NDSM heeft haar zorgplicht als werkgever die is neergelegd in (thans) artikel 7:658 BW geschonden. De nalatigheid tot het treffen van veiligheidsmaatregelen heeft mogelijk geleid tot de verwezenlijking van een bij NDSM bekend gevaar: namelijk dat werknemer een tot mesothelioom leidend asbestkristal zou inademen. Het verdere verweer van de Stichting Reserve is dat niet is voldaan aan haar eigen voorwaarden voor tegemoetkoming. Haar beleid is namelijk dat er pas sprake kan zijn van een tegemoetkoming indien er voor de belanghebbende geen andere weg naar schadevergoeding meer openstaat. Die andere weg bestaat hier volgens de Stichting Reserve. Duyvis zou moeten worden aangesproken tot schadevergoeding en uitsluitend als in rechte komt vast te staan dat Duyvis niet tot schadevergoeding gehouden is, is de Stichting Reserve verplicht om de schade te vergoeden. De rechtbank stelt voorop dat uitgangspunt van ons rechtssysteem is dat het eenieder vrij staat om, als er meer dan één schuldenaar is, naar eigen goeddunken één van hen aan te spreken. In het algemeen kan de aangesproken schuldenaar aan zijn eigen positie geen verweer ontlenen dat die vrijheid beknot. De rechtbank komt echter tot de conclusie dat het in casu niet redelijk is de vrijheid van erfgename als eiseres te beknotten als daaruit zou volgen dat zij alleen Duyvis zou kunnen aanspreken, maar dat het aanspreken van de Stichting Reserve voor het gehele bedrag en het helemaal niet aanspreken van Duyvis in de omstandigheden van dit geval evenmin redelijk is. Vermoedelijk is ook Duyvis aansprakelijk. Erfgename heeft geen inhoudelijke redenen aangedragen om niet ook Duyvis in rechte aan te spreken. De rechtbank acht het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid in dit bijzondere geval niet acceptabel dat de mogelijkheid tot schadebeperking door ook Duyvis aan te spreken, zonder goede gronden geheel onbenut gelaten wordt door erfgename.
Proportionele aansprakelijkheid
De rechtbank oordeelt dat aan de voorwaarden voor toepassing van proportionele aansprakelijkheid zoals geformuleerd in het arrest Nefalit/ Karamus, is voldaan. Ook in dit geval acht de rechtbank het redelijk die causaliteitsonzekerheid te verdelen, en in dit geval over de beide werkgevers waar werknemer met asbest heeft gewerkt. De rechtbank komt tot het oordeel dat het toepassen van de proportionele aansprakelijkheid het meest recht doet aan de situatie. De rechtbank komt zelf schattenderwijs tot de verhoudingen en een waarschijnlijkheidspercentage. De voorlopige conclusie van de rechtbank is dat het waarschijnlijkheidspercentage dat het mesothelioom van werknemer is ontstaan door het niet nemen van beschermende maatregelen bij NDSM, kan worden begroot op 70. De rechtbank zal de aansprakelijkheid van de Stichting Reserve daarmee eveneens stellen op 70 procent.